|
En plotseling was er bij de engel bij hen, een menigte van de hemelse
legermacht die God loofde en zei: ‘Ere zij God in de hoge, en vrede
op aarde, in mensen een welbehagen.’ (Lukas 2: 8-14)
|
Lees
verder
|
|
- Hij
nam Hem op in zijn armen: Kracht en hoop voor de toekomst En toen
zij hun schatkisten hadden geopend, brachten zij geschenken aan
Hem: goud, wierook en mirre. (Mattheüs 2:1-12)
|
Lees
verder
|
|
- Toen
deed Jozef, opgewekt uit de slaap, wat de engel van de Heer hem
geboden had en nam zijn vrouw mee en bekende haar niet voordat zij
haar eerstgeboren Zoon had voortgebracht.
- En
hij noemde Zijn naam Jezus. (Mattheüs 1: 24-25)
|
Lees
verder
|
|
Toen
koning Herodes de wijzen hoorde, raakte hij in verwarring, en heel
Jeruzalem met hem. En hij stuurde hen naar Bethlehem en zei: ‘Ga
zorgvuldig op zoek naar het jonge kind, en wanneer u Hem hebt gevonden,
bericht het mij, opdat ik ook mag komen en Hem aanbidden.’ Toen
ze de koning hadden aangehoord, gingen zij op weg. (Mattheüs 2:
1-18)
|
Lees
verder
|
|
Toen
nu Jezus was geboren in Bethlehem, in Judea, in de dagen van Herodes
de koning, zie, wijzen uit het oosten kwamen aan in Jeruzalem en
zeiden: ‘Waar is Hij die als Koning der Joden is geboren? Want wij
hebben Zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om Hem te
aanbidden.’
Nadat
zij de koning hadden aangehoord, vertrokken zij; en zie, de ster
die zij in het Oosten hadden gezien, ging hun voor, totdat hij daar
kwam en bleef staan waar het jonge kind was. Toen zij de ster zagen,
verheugden ze zich met buitengewoon grote vreugde. (Mattheüs 2:
1-10)
|
Lees
verder
|
|
En
Maria zei: 'Mijn ziel maakt de Heer groot en mijn geest verheugt
zich in God, mijn Heiland. Want Hij die machtig is, heeft grote
dingen voor mij gedaan en heilig is Zijn naam.’ (Lukas 1: 46-55)
|
Lees
verder.
|
|
-
- En
toen zij het huis waren binnengekomen, zagen zij het jonge kind
met Maria, zijn moeder, en vielen neer en aanbaden Hem. (Mattheüs
2:1-12)
|
|
|
-
-
De
engel zei tegen de herders: ‘Wees niet bevreesd, want zie, ik
verkondig u grote blijdschap die voor alle mensen zal zijn. Want
er is voor u heden geboren in de stad van David, een Kindje, liggend
in een kribbe.
-
Toen
zij Hem nu hadden gezien, maakten zij overal het woord bekend
dat hun over dit Kind was verteld.
-
(Lukas
2: 8-20)
|
|
|
Nu
waren er in diezelfde streek herders die op het veld woonden en
's nachts hun kudde bewaakten. (Lukas 2: 8-14)
|
|
|
- Het
volk dat in het duister wandelt
- zal
een groot licht zien;
- degenen
die wonen in het land
- van
de schaduw van de dood,
- over
hen zal een licht schijnen. (Jesaja 9: 2)
|
Lees
verder
|
|
En
het geschiedde in die dagen dat er een gebod van keizer Augustus
uitging dat de hele wereld moest worden geregistreerd. Deze eerste
telling vond plaats toen Cyrenius Syrië regeerde.
Allen
werden dus ingeschreven, iedereen in zijn eigen stad. Jozef ging
ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, naar de stad
van David die Bethlehem wordt genoemd, omdat hij uit het huis en
geslacht van David was, om te worden ingeschreven met Maria, zijn
ondertrouwde vrouw, die zwanger was. En het geschiedde dat, terwijl
zij daar waren, de dagen vervuld werden voor haar om te baren.
En
zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde
Hem in een kribbe, omdat er geen plaats voor hen was in de herberg.
(Lukas 2: 1-7)
|
|
|
-
-
Toen zei Maria: 'Zie de dienstmaagd van de Heer!
-
Mij
geschiede naar uw woord.’
-
En
de engel verliet haar. (Lukas 1:38)
|
|
|
|
|