OVER HET WOORD

'De Verbo - De Scriptura Sacru seu Verbo Domini'

EMANUEL SWEDENBORG

Over de Heilige Schrift of het Woord van de Heer


INHOUD

  • hoofdstuk 1: Een uitbeelding van de letterlijke zin van het Woord, waarin de geestelijke zin is.
  • hoofdstuk 2: Het Woord is innerlijk levend.
  • hoofdstuk 3. Over het verschil in het algemeen tussen het natuurlijke, het geestelijke en het hemelse.
  • hoofdstuk 4: Het Woord is heilig ten aanzien van de lettergrepen en de halen.
  • hoofdstuk 5: Over de geestelijke zin van het Woord en over de natuurlijke zin daarvan.
  • hoofdstuk 6: Over het Woord en de natuurlijke theologie: dat het laatste niets is zonder het Woord; en over de voortreffelijke stijl in het Woord.
  • hoofdstuk 7: De geestelijke zin van het Woord en over overeenstemmingen [Correspondenties].
  • hoofdstuk 8: Over het Huwelijk van de Heer met de kerk, zijnde het huwelijk van het goede en het ware in het Woord.
  • hoofdstuk 9: Degenen die pracht en eer in de wereld en ook in de hemel als doel hebben, voorts zij die rijkdom en gewin in de wereld beogen, en zij die de faam van geleerdheid nastreven, zien en vinden niets van het echte ware in het Woord.
  • hoofdstuk 10: De laatste zin van het Woord, die de letterlijke zin alleen is, stemt overeen met de baard en de hoofdharen van de mens-engel.
  • hoofdstuk 11: De wijsheid van de engelen in de drie Hemelen is uit de Heer door het Woord, waarvoor de letterlijke zin daarvan dient tot schraag en grondslag.
  • hoofdstuk 12: Over de Verlichting door het Woord.
  • hoofdstuk 13: De middellijke openbaring, die geschiedt door het Woord, gaat de onmiddellijke openbaring, die plaats vindt door geesten, zeer ver te boven.
  • hoofdstuk 14: Het Woord in de hemelen.
  • hoofdstuk 15: Over het verloren oude Woord.
  • hoofdstuk 16: Over de natiën en de volken buiten de kerk bij wie het Woord niet is, en die vandaar niet iets weten over de Heer en de Verlossing.
  • hoofdstuk 17.
  • hoofdstuk 18: Over de verbinding van de hemel met de mens door de letterlijke zin van het Woord.
  • hoofdstuk 19: De ware dingen die tot het geloof worden gerekend, en de goede dingen die tot de liefde behoren, worden op onuitsprekelijke wijze vermeerderd in de innerlijke zinnen, dus in de hemelen.
  • hoofdstuk 20. hoofdstuk 21: Over de geestelijke zin.
  • hoofdstuk 22. hoofdstuk 23. hoofdstuk 24. hoofdstuk 25-26.

top

De Verbo, hoofdstuk 1:

Een uitbeelding van de letterlijke zin van het Woord, waarin de geestelijke zin is.

1. Het werd mij [Swedenborg] gegeven grote beurzen te zien, die verschenen als zakken, waarin zilver in veel voorraad was verborgen; en omdat deze open waren, werd doorvat alsof iedereen het daarin gelegde zilver er uit kon nemen, ja het er zelfs aan ontroven; maar naast die zaten twee engelen, en deze waren wachters; de plaats waar de zakken waren weggelegd, verscheen gelijk als een krib in een stal. In de naastgelegen kamer werden zedige maagden gezien, met een kuise echtgenote; en nabij die kamer waren twee kleine kinderen, en gezegd werd dat met hen niet kinderlijk maar wijs gespeeld moest worden. Daarna verscheen een hoer, voorts een dood liggend paard. Het werd toen doorvat dat zo werd uitgebeeld, de letterlijke zin van het Woord waarin de geestelijke zin is. Die grote beurzen vol zilver betekenden de kennis van het ware in veel voorraad aldaar. Dat de zakken open waren, en evenwel door engelen bewaakt, betekende dat ieder daaruit erkentenissen van het ware kon te voorschijn halen, maar dat er voor gewaakt wordt, dat zij de innerlijke zin daarvan, waarin louter waarheden zijn, vervalsen. De krib in de stal waar de beurzen lagen, betekende de geestelijke onderrichting voor het verstand; dit betekent de krib, ook die waar de Heer geboren lag, want het paard betekent het verstand, vandaar is de krib de voeding daarvan. De zedige maagden die in de naastgelegen kamer werden gezien, betekende de ware dingen van de kerk, en de kuise echtgenote de verbinding van het ware en het goede, die overal in het Woord is. De kleine kinderen betekenden de onschuld der wijsheid daarin; zij waren engelen uit de derde hemel, die allen als kleine kinderen verschijnen. De hoer met het uitgebluste paard betekende de vervalsing van het Woord door de meesten heden, waardoor alle verstand van het ware werd verdorven; een hoer betekent de vervalsing, en een dood paard geen verstand van het ware.


top

De Verbo, hoofdstuk 2:

Het Woord is innerlijk levend.

2. Wanneer het Woord wordt gelezen door een mens die dat heilig houdt, dan wordt de natuurlijke zin daarvan geestelijk in de tweede hemel, en hij wordt hemels in de derde. Aldus wordt achtereenvolgens het natuurlijke uitgetrokken. Dit geschiedt omdat het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse met elkaar overeenstemmen, en het Woord door louter overeenstemmingen samen geschreven is. De natuurlijke zin van het Woord is in de letterlijke zin, die in zijn geheel geestelijk wordt, en daarna hemels in de hemelen. Wanneer het geestelijk wordt, leeft het vanuit het licht van het ware aldaar; en wanneer het hemels wordt, leeft het vanuit de vlam van het goede daar. Want de geestelijke voorstellingen bij de engelen van de tweede hemel trekken vanuit het licht daar, dat in zijn wezen het Goddelijk Ware is. De hemelse voorstellingen echter bij de engelen van de derde hemel trekken vanuit de vlam van het goede, die in haar wezen het Goddelijk Goede is. Want in de tweede hemel is blinkend wit licht, waaruit de engelen daar denken; en in de derde hemel is vlammig licht, waaruit de engelen daar denken. Het denken van de engelen verschilt geheel en al van de denkingen der mensen. Engelen denken door lichten, blinkend witte of vlammige, die zodanig zijn dat zij niet natuurlijk beschreven kunnen worden.Vanuit deze dingen blijkt dat het Woord innerlijk leeft, zodat het niet dood is, maar levend bij de mens die over het Woord, wanneer hij dit leest, heilig denkt. Bovendien, het gehele Woord wordt levend gemaakt uit de Heer, want het wordt bij de Heer leven, zoals Hij ook zegt bij Johannes: "De woorden die Ik u spreek, zijn geest, en zijn leven." [Joh.6:63] Het leven dat door het Woord uit de Heer invloeit in het verstand, is het licht van het ware, en in de wil is het de liefde van het goede. Deze liefde en dat licht samen verbonden maken het hemels leven, dat het eeuwige leven wordt geheten, bij de mens. Zoals de Heer leert in Joh. 1 vers 4: "God is het Woord, waarin het leven is, en het leven is het licht der mensen."


top

De Verbo, hoofdstuk 3:

Over het verschil in het algemeen tussen het natuurlijke, het geestelijke en het hemelse.

3. Er zijn drie hemelen, de laatste, de middelste, en de hoogste; in de laatste hemel zijn de natuurlijken, maar hun natuurlijke trekt vanuit het geestelijke, dat van de middelste hemel is, en vanuit het hemelse dat van de derde hemel is; in de tweede hemel zijn de geestelijken, en in de derde hemel zijn de hemelsen. Er bestaan ook intermediairen, die hemels-geestelijk worden geheten; verscheidene uit hen zijn predikers in de hoogste hemel.

4. Het verschil tussen het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse is zodanig dat een verhouding tussen die niet bestaat. Het natuurlijke kan op geen enkele wijze door een of andere nadering tot het geestelijke naderen, noch het geestelijke tot het natuurlijke; vandaar is het dat de hemelen onderscheiden zijn. Dit werd te weten gegeven vanuit veel ondervinding; meermalen werd ik gezonden tussen geestelijke engelen, en dan sprak ik met hen geestelijk, en hetgeen ik sprak hield ik dan vast met het geheugen. Maar wanneer ik terugkeerde in de natuurlijke staat, waarin elk mens in de wereld is, dan wilde ik vanuit het vorige geheugen dit te voorschijn halen, en het beschrijven, maar ik kon het niet, het was onmogelijk. De woorden waren niet bestaanbaar en zelfs niet de voorstellingen van het denken waardoor ik het zou kunnen uitdrukken; het waren geestelijke denkvoorstellingen en woorden, zozeer verwijderd van natuurlijke voorstellingen, dat zij deze zelfs niet in het minst benaderden. Wat wonderbaarlijk is, wanneer ik in die hemel was en sprak met engelen, wist ik niet anders dan dat ik op eendere wijze sprak als ik spreek met mensen; maar daarna werd bevonden dat de gedachten en de spraken zo ongelijk waren, dat zij niet benaderd konden worden, bijgevolg dat er geen verhouding is.

5. Er is een eender verschil tussen het geestelijke en het hemelse. Dat er een eender verschil is, werd mij gezegd; en dat het zodanig is dat er geen verhouding bestaat, noch een benadering. Aangezien ik hierin niet door eigen odervinding bevestigd kon worden, tenzij ik geheel en al een engel van de middelste hemel was, werd het aan enige engelen van de middelste hemel gegeven samen te zijn met engelen van de derde hemel, en dan daar te denken, en te spreken met hen, en ook met het geheugen de dingen vast te houden die zij gedacht en die zij gesproken hadden, en daarna in hun hemel terug te keren. Zij zeiden mij daar dat zij niet enige voorstelling noch enig woord van de vorige staat konden uitdrukken, en dat dit onmogelijk was. Ten slotte zeiden zij dat er niet een verhouding noch een benadering is.

6. Het werd mij derhalve gegeven enige malen tussen engelen van de middelste en van de hoogste hemel te zijn, en hen onder elkaar te horen spreken. Ik was toen in een innerlijk natuurlijke staat, verwijderd van wereldlijke en lichamelijke dingen, namelijk in de eerste waak na de slaap; en ik hoorde onuitsprekelijke en niet uit te drukken dingen, zoals men leest dat met Paulus is geschied. Soms werd ik gebracht in de doorvatting en in het verstand van de dingen die zij spraken; en de dingen die zij spraken waren vol arcana over de Heer, over de verlossing, over de wederverwekking, over de voorzienigheid, en over andere eendere dingen.

Daarna werd mij gegeven te verstaan, dat ik die dingen niet kon uitspreken en beschrijven met enig geestelijk en hemels woord, maar dat zij desondanks wel beschreven kunnen worden met de woorden van de natuurlijke taal, tot aan de redelijke bevatting toe. Gezegd werd dat er geen Goddelijk arcana bestaan die niet ook natuurlijk kunnen worden doorvat en uitgedrukt, ofschoon algemener en onvolmaakter; en dat zij vanuit de aandoening van het ware die dingen met hun redelijk verstand natuurlijk doorvatten, daarna terwijl zij geesten worden dezelfde dingen geestelijk, en op hemelse wijze als zij engelen worden, zowel doorvatten als spreken. Want één Goddelijke waarheid, natuurlijk doorvat en liefgehad, is zoals een kristallen of porseleinen vat, dat met wijn wordt gevuld; wijn overeenkomstig de kwaliteit van het ware, en met een smaak die overeenkomt met de aandoening van het ware.

7. Dat er zo'n onbegrensd verschil bestaat tussen het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse, staat vast uit de verschillen tussen de mensen en de engelen met betrekking tot de gedachten, de spraak, en de werkingen, voorts vanuit hun verschillende schrijfwijzen, waaruit als even zovele bevestigingen zal blijken, hoedanig het ene en het andere is, en hoe de vervolmakingen van alle dingen opklimmen en overklimmen uit de wereld in de hemel, en uit de ene hemel in de andere hemel.

8. Wat de gedachten aangaat: iedere gedachte van de mens met de afzonderlijke voorstellingen ervan, trekt iets uit ruimte, tijd en uit het materiële. Deze verschijnen in het natuurlijk licht of het licht der wereld; want niets kan zonder licht gedacht worden, zoals niets zonder licht gezien kan worden. Het natuurlijk licht, of het licht der wereld, is dood, omdat het is vanuit de natuurlijke zon, die zuiver vuur is. Evenwel vloeit in dat licht overal en voortdurend het hemelse licht in, en maakt dat levend, en geeft doorvatting en verstand van een ding. Het licht van de wereld alleen kan niets perceptiefs en verstandelijks geven, of enig natuurlijk of redelijk schijnsel brengen, maar het licht der wereld uit het hemels licht geeft en brengt het leven, omdat het hemels licht is uit de hemelse zon, die de Heer is en vandaar het leven zelf. De invloed van het hemels licht in het licht der wereld is zoals de invloed van de oorzaak in de uitwerking; hoedanig deze is, zal elders worden gezegd. Vanuit deze dingen blijkt hoedanig het natuurlijke denken is, of hoedanig de voorstellingen van de menselijke gedachten zijn, namelijk dat zij onscheidbaar samenhangen met ruimte, tijd, het persoonlijke, en het materiële; vandaar zijn die gedachten of voorstellingen zeer beperkt en begrensd, en dus grof en materieel te noemen. De gedachten van de engelen van de middelste hemel echter zijn alle zonder ruimte, tijd, het persoonlijke, en het materiële; daarom zijn zij onbeperkt en onbegrensd. De onderwerpen van hun gedachten zijn zoals de gedachten zelf: geestelijk. Daarom denken zij geestelijk en niet natuurlijk; wat echter de engelen van de hoogste hemel betreft, die hebben niet gedachten maar zij hebben doorvatting van de dingen die zij horen en die zij zien. In plaats van gedachten hebben zij aandoeningen, die gevarieerd worden bij hen zoals bij de geestelijken de denkingen gevarieerd worden.

9. Wat de spraken aangaat: de spraken van de mensen zijn zoals de voorstellingen van hun gedachten, want de voorstellingen van het denken worden woorden, terwijl zij heengaan in de spraak. Daarom neemt de spraak der mensen in elk willekeurig woord deel aan ruimte, tijd, het persoonlijke, en het materiële. De spraken van de engelen van de middelste hemel zijn ook eender als de voorstellingen van hun denken, want de woorden der spraak drukken die uit. De spraken echter van de engelen van de hoogste hemel zijn alle vanuit de varieering der aandoeningen; maar terwijl zij spreken met de geestelijke engelen, spreken zij eender, maar niet eender als wanneer zij onder elkaar spreken. Aangezien de spraak van de engelen zo anders is dan de spraak van de mensen, verschillen derhalve de spraken zodanig, dat zij niets gemeen hebben. Zij verschillen zoveel, dat de mens geen woord van een engel kan verstaan, noch omgekeerd. Ik heb de spraken der engelen gehoord en ik heb de woorden onthouden, en daarna onderzocht of dat woord samenviel met een of ander woord van de spraken of talen der mensen, en er was er niet één. De geestelijke spraak is één voor allen, en is elke mens ingeënt, en men komt daarin zodra men een geest wordt. Wat het schrift aangaat is het eender als hun spraak. Het schrift van de geestelijke engelen is ten aanzien van de letters eender als het schrift van de mensen in de wereld, maar elke willekeurige letter betekent een ding, zodat men zeggen zou als men dat in een natuurlijke staat zag, dat het louter letters zijn. Maar de schriften in de hoogste hemel zijn niet eender ten aanzien van de letters; zij hebben letters die zijn gegrift in verschillende krommingen, zoals de letters van de Hebreeuwse taal, maar overal gebogen; het louter rechtlijnige is niet daarin. Elke willekeurige letter ontwikkelt een ding waarvan zij doorvatting hebben vanuit de aandoening en niet uit het denken. Vandaar is het dat de natuurlijke niets begrijpt vanuit het schrift van een geestelijke, noch de geestelijke vanuit het natuurlijk schrift; noch begrijpt de geestelijke iets vanuit het hemels schrift, noch de hemelse iets vanuit het geestelijk schrift, tenzij hij met een geestelijke samen is.

10. Met hun aktiviteiten, die talrijk zijn, is het eender gesteld; hoe de geestelijken werken kan niet worden beschreven voor een natuurlijke; noch kan beschreven worden voor een geestelijke hoe de hemelsen werken; want zij verschillen zoveel als het denken, de spraken en de schriften.

11. Vanuit deze dingen kan vaststaan welk verschil er is tussen het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse, en dat het dusdanig is dat zij in het geheel niet samenstemmen, tenzij door overeenstemmingen. Dit is ook de oorzaak dat de mensen niet weten dat zij in gezelschap zijn met geesten, en de geesten dat zij in gezelschap met mensen zijn, terwijl er toch voortdurende verbinding is; want de mens kan niet één minuut leven tenzij hij naar het denken en aandoeningen temidden van geesten is; noch kan een geest en een engel één moment leven tenzij zij bij mensen zijn. De oorzaak is omdat er een voortdurende verbinding is uit eersten tot laatsten, aldus uit de Heer tot de mens; en de verbinding uit de schepping is gemaakt door overeenstemmingen, en vloeit in door de engelen en geesten. Al het hemelse vloeit in het geestelijke in, en het geestelijke in het natuurlijke, tot in het laatste ervan, dat het lichamelijke en het materiële is, daar houdt het stil en blijft bestaan. Zonder zo'n laatste, waarin de bemiddelende dingen invloeien, kan niets blijven bestaan, tenzij iets wat lijkt op een huis dat in de lucht is gebouwd. Daarom is het menselijk geslacht de basis en het fundament van de hemelen.

12. Dat er zulk een verschil is tussen het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse, weet niet enig engel. De oorzaak is omdat de engel niet van staat verandert of overgaat uit een geestelijke staat in een natuurlijke, en aldus de verschillen kan onderzoeken. Ik heb met hen over die zaak gesproken, en zij zeiden dat zij de verschillen niet wisten. Zij geloofden eender te denken, te spreken, te schrijven, en te werken, als in de wereld. Maar het werd hun getoond doordat hun staten veranderden, en zij nu eens in de ene en dan weer in de andere dachten om beurten; voorts eender zodat zij om beurten in de ene en de andere spraken, alsmede hun geschreven dingen lazen in de geestelijke staat en in de natuurlijke staat, eender met hun werken, en toen bevonden zij dat er een verschil is dat niet beschreven kan worden. Het werd gegeven over deze zaak de engelen zelf te onderrichten, omdat het mij toegestaan was in de ene en de andere wereld om beurten te zijn, en uit de ene de andere te onderzoeken; en daarna erkenden allen dat het zo is.

13. De gelijkenis echter van de natuurlijke, de geestelijke, en de hemelse staat, is in zulke dingen die voorwerpen zijn van het gezicht, de smaak, de reuk, het gehoor en van de tastzin van verschillend geslacht. Voor hun ogen verschijnen allen zoals mensen in de wereld; hun klederen verschijnen, hun huizen, tuinen of paradijzen, alsmede de velden, het land en het water, en de spijzen en de drank, bovendien de dieren, de vliegende dingen en de vissen in de wateren. Hun spraak wordt gehoord zoals in de wereld, ook gezang en muzikale modulaties; de smaak is eender, en ook de reuk; in één woord: alle dingen die verschijnen en die worden doorvat door de zintuigen. Maar nochtans zijn die dingen vanuit geestelijke oorsprong, en daaruit denken zij geestelijk over die dingen, en geven daaraan geestelijke namen. Al deze dingen zoals zij verschijnen en worden doorvat in de middelste en de hoogste hemel, kunnen naar de voortreffelijkheid van de vormen en harmonieën, en naar de vervolmaking, die overuitstekend is en transcendent, slechts onvolmaakt beschreven worden; en eigenlijk alleen in vergelijking met de volmaaktste dingen in de wereld, die evenwel onvolmaakt zijn ten \opzichte van de dingen die in de hemel zijn.


top

De Verbo, hoofdstuk 4.

Het Woord is heilig ten aanzien van de lettergrepen en de halen.

14. Eens werd tot mij [Emanuel Swedenborg] vanuit de hemel een blaadje papier gezonden waarop Hebreeuwse letters gegrift waren, maar geschreven zoals bij de Oudsten, bij wie de letters, die heden voor een zeker deel rechtlijnig zijn, destijds gebogen waren met zich omhoog richtende horentjes. De engel die bij mij was, zei dat hij volledige zinnen wist vanuit de letters zelf, en dat elke letter haar zin had, die zij kenden vanuit de bogen der lijnen in elke willekeurige letter, verder kenden zij het onderwerp vanuit de letter zelf. Hij ontvouwde mij toen wat - [A] betekende, en wat - [H], en wat die letters van elkander gescheiden, en wat verbonden betekenden; verder dat - [H], die in ---- [JHWH] is en die werd toegevoegd aan de naam van Abraham en van Sarah, het oneindige en eeuwige betekende. [de Hebreeuwse tekens kunnen helaas niet in deze elektronische uitgave worden weergegeven - red.]

Aldus is het Woord op vele plaatsen geschreven, zodat, wanneer het door een Jood of door een Christen in de Hebreeuwse tekst wordt gelezen, in de derde hemel wordt geweten wat de letters zelf betekenen. Want de engelen van de derde hemel hebben het Woord in zulke letters samen geschreven, en zij lezen dat volgens de letters. Zij zeiden dat in de vanuit de letters uitgetrokken zin, het Woord uitsluitend over de Heer alleen handelt. De oorzaak is dat de buigingen in de letters hun oorsprong trekken vanuit de hemelse invloed, waarin de engelen van de derde hemel zijn, meer dan de overigen. Daarom zijn die engelen vanuit het hun ingeënte, bedreven in dat schrift, omdat zij in de hemelse orde zijn en geheel volgens die leven. Zij ontvouwden ook voor mij de zin van het Woord in Psalm 32:2, vanuit de letters of lettergrepen alleen, en zij zeiden dat haar zin kort samengevat was, dat de Heer ook barmhartig is voor hen die boosdoen. Zij voegden daaraan toe dat de klinkers daar zijn voor de klank, die overeenstemt met de aandoening, en dat zij de klinkers I en E niet kunnen uitspreken, maar voor I spreken zij uit U of UI, en voor E spreken zij uit EU, en dat de klinkers A, O, en OE bij hen in gebruik zijn, omdat die klinkers een volle klank geven, maar I en E een strakke klank. Voorts dat zij niet, enige meeklinkende letters hard uitdrukken maar zacht, en dat scherpe letters als -- [DH] en -- [QH] en andere niets bij hen betekenen tenzij wanneer zij ze uitspreken met een zachte klank, en dat dit de oorzaak is dat de meeste scherpe letters ook van binnen gepunctueerd zijn, hetgeen betekent dat zij met een zachte klank moeten worden uitgedrukt. Zij voegden daaraan toe, dat de scherpte in de letters wel in gebruik is in de geestelijke hemel, omdat zij daar in de ware dingen zijn, en door de ware dingen in het verstand; maar in de hoogste hemel zijn allen in het goede der liefde en daaruit in de wijsheid, en het ware laat het scherpe toe, het goede echter niet. Vanuit deze dingen kan vaststaan wat het betekent dat de Heer zegt, dat niet één jota, één haal, noch één horentje van de Wet zal voorbijgaan [Mat.5:18 en Luk.16:17]. Vanuit deze dingen blijkt ook, dat het uit de Goddelijke Voorzienigheid is geschied, dat alle letters van het Woord in de Hebreeuwse tekst door de Masoreten werden geteld.


top

De Verbo, hoofdstuk 5.

Over de geestelijke zin van het Woord en over de natuurlijke zin daarvan.

15. Ik heb enige malen met geesten gesproken die niets over de geestelijke zin van het Woord wilden weten, zeggende dat de natuurlijke zin de enige zin van het Woord is, en dat die heilig is vanuit de oorzaak dat hij uit God is. Zij beweerden ook dat als een geestelijke zin moest worden aanvaard, het Woord in de letter voor niets zou zijn. Dit hielden verscheidenen staande, maar hun werd vanuit de hemel geantwoord, dat het Woord zonder geestelijke zin daarin niet Goddelijk zou zijn, en omdat de geestelijke zin de ziel daarvan is, is het vandaar Goddelijk, ja levend, want zonder die zin zou de letter als dood zijn; het eigenlijke heilige van het Woord bestaat juist in deze zin. Zodoende kan het Woord worden vergeleken met de Goddelijke Mens, die de Heer is, in Wie niet slechts het Goddelijk natuurlijke is, maar ook het Goddelijk geestelijke, en het Goddelijk hemelse; daarom noemde de Heer Zichzelf het Woord. En zij zeiden dat de heiligheid van het Woord in de letterlijke zin daarvan is, en dat deze zelfs boven de overige zinnen, die innerlijk zijn, heilig is, omdat hij de samenvatting en het samenhoudende van de overige is, zoals het lichaam levende vanuit de ziel. Dus is het Woord in de letterlijke of natuurlijke zin in zijn volheid, en ook in zijn macht, en de mens is daardoor in verbinding met de hemelen, die zonder de letterlijke zin van de mens gescheiden zouden zijn. Wie weet en erkent niet dat het Woord in zijn schoot geestelijk is; maar wáár dit verborgen is, lag tot dusver verscholen. Toen, omdat de geesten die uitsluitend in de letterlijke zin geloven, vanuit deze redenen niet overtuigd wilden worden, brachten zij ontelbare plaatsen uit de natuurlijke zin naar voren, die nooit zonder de geestelijke zin konden begrepen worden. Zoals daar bij de Profeten, waar louter namen opeengehoopt zijn, en verder waar meerdere soorten dieren zijn genoemd, als leeuwen, beren, runderen, jonge stieren, honden, wolven, uilen, ojim, draken, voorts bergen en wouden; en nog vele andere dingen, die zonder geestelijke zin niets zouden zijn. Wat zou bijvoorbeeld worden verstaan onder de draak die beschreven wordt als rood, met zeven hoofden, en op de hoofden zeven diademen, en dat hij met de staart het derde deel der sterren van de hemel neertrok, en dat hij de vrucht wilde verslinden die de vrouw baren zou, en dat aan de vrouw twee vleugelen werden gegeven als van een grote arend, opdat zij vliegen zou de woestijn in, waar de draak achter haar vanuit zijn mond water wierp zoals een rivier? Voorts zou zonder geestelijke zin niet geweten worden wat te verstaan onder de twee beesten van de draak, onder het ene beest dat opklom vanuit de zee, en een pardel leek, met voeten als van een beer, en een mond zoals een leeuw; en wat onder het andere beest, dat opklom vanuit het land, waarover in de Apocalyps [hoofdstuk 12 en 13]; voorts, wat daar wordt bedoeld met het Lam dat de zegelen van het Boek opende; en de paarden die uitgingen, het eerste wit, daarna een rood, toen een zwart, en tenslotte een vaal paard, waarover in de Apocalyps hoofdstuk 6, en nog vele overige dingen in dat Boek. Wat wordt er bedoeld bij Zacharias met de vier horens en de vier handwerklieden in hoofdstuk 2 ? Wat betekenen de kandelaar en de twee olijfbomen daarnaast in hoofdstuk 4 ? En wat de vier wagens uitgaande tussen twee bergen, waarvoor paarden waren, rode, zwarte, witte, hagelvlekkige, in hoofdstuk 6 ? Verder wat wordt verstaan onder de ram en de bok, en onder hun horens, waarmee zij tussen elkaar streden, bij Daniël in hoofdstuk 8; en over de vier beesten die uit de zee opklommen, waarover daar in hoofdstuk 7; behalve eendere dingen elders in groten voorraad ? Opdat zij nog verder overtuigd zouden worden, voerden zij de dingen aan die de Heer tot de discipelen gesproken heeft bij Mattheus in hoofdstuk 24, over de voleinding van de eeuw en over Zijn wederkomst, die zonder de geestelijke zin door niemand verstaan zouden worden. Dat er een geestelijke zin is in alle en in de afzonderlijke dingen van het Woord werd ook bevestigd door bepaalde door de Heer gezegde dingen, die tenzij zij geestelijk werden verstaan niet begrepen zouden worden. Bijvoorbeeld dat niemand zijn vader vader mocht noemen in het land, noch leraar, noch meester, omdat één hun Vader, Leraar, en Meester is [Mat. 23:7-10]; voorts dat zij niet oordelen zouden opdat zij niet geoordeeld zouden worden [Mat. 7:l,2]; voorts dat de echtgenoot en de echtgenote niet twee, maar één vlees zijn [Mat. 19:5,6]; terwijl zij toch in de natuurlijke zin niet één vlees zijn. Ook wordt het niet ontzegd te oordelen over de gezel en de naaste ten aanzien van zijn natuurlijk leven, want dit is van belang in het gezelschap, maar het wordt ontzegd te oordelen over hem ten aanzien van het geestelijk leven, want dit is de Heer alleen bekend. De Heer verbood niet zijn vader vader te noemen, noch zijn leraar leraar, noch zijn meester meester in de natuurlijke zin, maar in de geestelijke zin, want in deze zin is slechts één Vader, Leraar en Meester; zo in de overige dingen. Hierdoor werden zij overtuigd dat in de natuurlijke zin van het Woord een geestelijke zin is, en dat nochtans de heiligheid zelf van het Woord in de letterlijke zin daarvan is, omdat alle innerlijke zinnen van het Woord daar in hun volheid zijn. Bovendien werd bevestigd dat in de letterlijke zin ook helder alle dingen uitkomen die de weg tot het heil leren, dus het leven en het geloof, voorts dat de gehele leer van de kerk vanuit de letterlijke zin van het Woord genomen is en ook daardoor bevestigd moet worden, en niet door de zuiver geestelijke zin, want door deze zin alleen wordt niet verbinding gegeven met de hemel, en door de hemel met de Heer, maar door de letterlijke zin; want de Goddelijke invloed van de Heer door het Woord is uit eersten door laatsten.


top

De Verbo, hoofdstuk 6.

Over het Woord en de natuurlijke theologie: dat het laatste niets is zonder het Woord; en over de voortreffelijke stijl in het Woord.

16. Er werd door mij een heftige discussie gehoord tussen geesten die in de wereld ontwikkelden waren, sommigen vanuit het Woord, sommigen alleen vanuit het natuurlijke schijnsel. De laatsten hielden staande dat de natuurlijke theologie voldoende is, en dat deze de mens kan leren, ja zelfs verlichten, zonder het Woord, zodat hij doorziet dat God is, en dat hemel en hel zijn, en dat de ziel onsterfelijk ziel is, en aldus het eeuwig leven. De anderen echter zeiden dat slechts het Woord die dingen leert, en verlicht. De geesten die voor de natuurlijke theologie alleen waren, bestookten diegenen heftig die voor het Woord waren, en dit enige dagen lang, denkende met het hart en ten slotte zeggende, dat het Woord niet iets is, en dat het geschreven is in een stijl zo eenvoudig en tegelijk duister op zeer veel plaatsen, dat daaruit niemand geleerd noch verlicht kon worden; en dat de geschriften van de ontwikkelden het grotelijks overtreffen, zoals de geschriften van Cicero, Seneca, en van enige eigentijdse geleerden. Maar hun werd geantwoord, dat de stijl van het Woord voortreffelijker is dan de stijl van alle ontwikkelden in de gehele wereld, omdat daar niet één regel, ja zelfs niet één woord één letter is, die niet iets van de Heer bevat, en vandaar ook iets van de hemel en de kerk in zich bevat. Want het Woord is vanuit God en vandaar in zijn schoot geestelijk, en het Goddelijke ligt daar innerlijk verscholen zoals de ziel verscholen ligt in het lichaam; en dat wanneer de mens dit heilig leest, het in de orde wordt ontrold voor de engelen, die worden aangedaan vanuit de ontrolde geestelijke heiligheid daarin, wat ook aan de mens kenbaar gemaakt wordt. Hieruit blijkt dat de stijl zelf daar, hoe eenvoudig hij ook verschijnt, oneindig uitmunt boven elke stijl van de geleerdsten in de wereld, die hoewel die zin zowel sierlijk als verheven is, nochtans geen gemeenschap met de hemel geeft, dus ten opzichte van de stijl van het Woord geheel en al gering is. De geesten die voor de natuurlijke theologie waren, hoorden weliswaar die dingen, maar verwierpen ze nochtans, omdat zij in de wereld het Woord volkomen veracht hadden. En zij die het Woord in de wereld verachten en de verachting bevestigen vanuit plaatsen van het Woord, verachten dat ook na de dood voortdurend; want elk beginsel wat in de wereld wordt opgevat over God, en over het Woord, en wordt bevestigd, blijft na de dood ingeworteld en kan ook niet worden uitgescheurd. Omdat zij derhalve niet met de hemel maar met de hel gemeenschap hadden, begonnen zij zich te verbinden met enige satans daar, totdat zij tenslotte met de satans tegelijk spraken, en tandenknarsend de dood der ziel uitademden naar hen die voor het Woord waren. Maar het deerde hen geheel niet, want de Heer was voor dezen, maar de satans voor genen; daarom werden dezen in de hemel aangenomen, en genen in de hel teruggeworpen. Daarna spraken de engelen over de natuurlijke theologie, dat deze zonder het Woord niets openbaart, maar alleen die dingen bevestigt die in de leer van de kerk vanuit het Woord geweten worden. Bevestigingen vanuit de natuur door middel van het redelijk schijnsel versterken de geestelijke ware dingen, omdat iedereen over de geestelijke dingen enige natuurlijke voorstelling heeft, waardoor hij die in het geheugen vasthoudt, en daaruit in de denking te voorschijn haalt, en redelijk heen en weer beweegt. Daarom, als vanuit de natuur bevestigende dingen toetreden, wordt het ware versterkt; maar toch moet er voor gewaakt worden, dat niet het valse in plaats van het ware wordt aangegrepen, aangezien het valse evenzeer als het ware door de ingenieuzen kan bevestigd worden; vandaar kan het ketterse tot aan de vernietiging van het ware zelf toe versterkt worden. Zij voegden daaraan toe dat niemand vanuit de natuurlijke theologie kan binnentreden in de geestelijke theologie, maar dat iedereen vanuit de geestelijke theologie kan binnentreden in de natuurlijke theologie, omdat dit vanuit de Goddelijke orde is, dat echter tegen de Goddelijke orde. Immers het natuurlijke is grof en onzuiver, en het geestelijke is subtiel en zuiver; uit het grove en onzuivere binnentreden in het subtiele en zuivere bestaat niet, maar omgekeerd kunnen de engelen beneden zich waarnemen en alle dingen zien die daar zijn, maar niemand kan vanuit lagere dingen de dingen zien die in de hemelen zijn; ja, een engel kan een geest zien grover dan hijzelf, maar deze geest kan niet de engel zien zuiverder dan hijzelf. Wanneer daarom zulke geesten opklimmen in de hemel waar de engelen zijn, wat vaak gebeurd, zien zij niemand, en zelfs niet hun huizen; daarom gaan zij heen, zeggende dat het daar leeg en woest is. Eender is het met het Woord: zij die het Woord niet vanuit het Woord geloven, kunnen geenszins iets Goddelijks vanuit de natuur geloven, want de Heer leert: "zij hebben Mozes en de Profeten, dat zij die horen; als zij Mozes en de Profeten niet horen, zo zullen, zij ook niet als iemand vanuit de doden zal zijn opgestaan, overreed worden." [Lukas 16:29,31] Evenzo als iemand het Woord verworpen heeft en vanuit de natuur alleen wil geloven. Sommige van de Ouden, die heidenen waren, zoals Aristoteles, Cicero en anderen, schreven over het bestaan van God en over de onsterfelijkheid der ziel; dit wisten zij niet het eerst vanuit hun natuurlijk schijnsel, maar vanuit de religie der Ouden bij wie een Goddelijke openbaring was geweest, die achtereenvolgens werd voortgeplant tot de natiën.


top

De Verbo, hoofdstuk 7.

De geestelijke zin van het Woord en over overeenstemmingen [Correspondenties].

17. Alle afzonderlijke dingen die in de natuur zijn, stemmen overeen met geestelijke dingen, evenzo alle dingen die in het menselijk lichaam zijn [zie meer hierover in het werk Hemel en hel, maar wat overeenstemming is, weet men heden niet. In de oudste tijden echter was de wetenschap van de overeenstemmingen de wetenschap der wetenschappen, en zelfs zo universeel dat door de Oudsten [ab antiquissimis] alle codices en boeken door overeenstemmingen werden geschreven; zoals bijvoorbeeld de fabelachtige dingen der Oudsten [vetustissimorum], de hiëroglyfen van de Egyptenaren; en ook het Boek Job, dat een boek der Oude kerk is, is vol van overeenstemmingen. Alle Oude kerken waren kerken die hemelse dingen uitbeeldden, al hun riten en hun erediensten bestonden vanuit louter overeenstemmingen; evenzo de kerk bij de zonen van Jakob; de brandoffers en de slachtoffers met hun afzonderlijke dingen waren overeenstemmingen, evenzo de tabernakel met de afzonderlijke dingen daarin; voorts ook hun feesten, zoals het feest der ongezuurde dingen, het feest der tabernakels, en het feest der eerstelingen, en ook alle inzettingen en gerichten. Omdat overeenstemmingen dingen zijn die in het laatste van de natuur bestaan, en omdat alle dingen van de natuur overeenstemmen, bestaat dus de letterlijke zin van het Woord uit louter overeenstemmingen. Ook de Heer sprak, omdat Hij vanuit Zijn Goddelijke het Woord sprak, ook door overeenstemmingen. Wat uit het Goddelijke is, en in zich Goddelijk is, valt tenslotte in zulke dingen die met de Goddelijke, de hemelse, en de geestelijke dingen overeenstemmen, en dus hemelse en geestelijke dingen in hun schoot verbergen, en betekenen. Wat verder overeenstemmingen zijn, kan worden gezien in de Hemelse Verborgenheden, waarin de overeenstemmingen die in Genesis en in Exodus zijn, werden ontvouwd; en bovendien zie men de daaruit verzamelde dingen over de overeenstemmingen in de Leer van het Nieuwe Jeruzalem en in het werk over Hemel en hel. De geestelijke of de innerlijke zin van het Woord is niets anders dan de volgens de overeenstemmingen ontrolde letterlijke zin, want hij leert het geestelijke dat door de engelen in de hemelen wordt doorvat, terwijl de mens in de wereld dat wat hij in het Woord leest, natuurlijk doorvat.

18. Het werd gehoord en doorvat vanuit de hemel, dat de mensen der Oudste kerk, zijnde diegenen die in de eerste hoofdstukken van Genesis onder Adam en Eva in de geestelijke zin worden verstaan, met de hemelse engelen zodanig vergezelschapt waren, dat zij met hen konden spreken door overeenstemmingen. Vandaar was de staat van hun wijsheid zodanig dat zij al wat zij op de aardbol zagen, tegelijk geestelijk doorvatten, dus verbonden met de engelen. Gezegd werd ook dat Enoch, van wie melding wordt gemaakt in Genesis [4:17,18 en 5:19,21,24] met zijn metgezellen uit hun mond de overeenstemmingen verzamelde, en de wetenschap daarvan voortplantte tot de nakomelingen. Zo komt het dat de wetenschap van de overeenstemmingen in vele rijken van Azië niet alleen bekend was, maar ook beoefend werd, vooral in Egypte, Assyrië en Babel, Syrië, Mesopotamië, Arabië; voorts in Kanaän, van waaruit zij werd overgebracht naar Griekenland. Maar daar werd zij verkeerd in fabelachtige dingen, zoals alleen al kan vaststaan vanuit de Olympus, Helikon, en Pindus nabij Athene, en ook vanuit het gevleugelde paard, Pegasus genoemd, dat met zijn hoef een fontein brak waaraan de negen maagden hun zetel vestigden. Want een berg, dus de Helikon, betekent vanuit overeenstemming de hogere hemel; de heuvel onder de berg, die de Pindus was, de hemel beneden die; het gevleugelde paard of de Pegasus betekent het verstand verlicht uit het geestelijke; de fontein het inzicht en de ontwikkeling; de negen maagden de erkentenissen van het ware en de wetenschappen. Eender is het gesteld met de overige dingen die door de Oudsten in Griekenland geschreven werden en die fabelachtige dingen worden geheten, die door Ovidius in diens 'Metamorfosen' verzameld en beschreven werden.

19. Maar toen de uitbeeldende dingen der kerk in de loop der tijden werden veranderd tot afgoderijen, is vanuit de Goddelijke Voorzienigheid deze wetenschap achtereenvolgens in vergetelheid geraakt, en bij de Israëlitische en Joodse natie geheel en al ten gronde gericht, en uitgeblust. De eredienst van deze natie was weliswaar louter uitbeeldend, maar nochtans werd niet geweten wat de uitbeeldingen betekenden, want zij waren volslagen natuurlijke mensen, en zij konden noch wilden vandaar iets weten over de geestelijke mens, en over diens geloof en liefde, bijgevolg niet iets over overeenstemming. Dat de afgodische dingen der natiën in de oude tijden vanuit de wetenschap van de overeenstemmingen bij hen de oorsprong trokken, was omdat alle dingen die op de aardbol verschijnen, overeenstemmen. Niet slechts bomen, maar ook het vee en de vogels van elk geslacht, voorts de vissen en de overige dingen; en de Ouden, die in de wetenschap van de overeenstemmingen waren, maakten zich beelden die met geestelijke dingen overeenstemden, en zij verlustigden zich daarin, omdat deze hemelse dingen betekenden en vandaar van de kerk waren. Zij stelden zulke dingen niet alleen in hun tempels op maar ook in hun huizen, niet om deze te aanbidden, maar vanwege de herinnering aan het hemelse dat werd aangeduid. Daarom werden in Egypte kalveren, runderen, slangen, knapen, grijsaards, maagden, en meer dingen opgesteld; omdat het kalf de onschuld van de natuurlijke mens betekende; runderen de aandoeningen van de natuurlijke mens; slangen de voorzichtigheid van de zinlijke mens; een knaap de onschuld; grijsaards de wijsheid; maagden de aandoeningen van het ware, etc. Nadat de wetenschap van de overeenstemmingen daar in vergetelheid was geraakt, begonnen de nakomelingen, die niet wisten wat zij betekenden, de door de Ouden opgestelde beelden en nabootsingen, omdat zij in de tempels en naast de tempels waren opgesteld, te vereren als heilig, en tenslotte als godheden. De hiëroglyfen van de Egyptenaren zijn vanuit dezelfde oorsprong; evenzo bij de andere natiën, zoals Dagon bij de Filistijnen in Aschdod, die zoals een mens was van boven, en als een vis van onderen, welk beeld was uitgevonden omdat de mens het redelijk inzicht betekent, en de vis de natuurlijke wetenschap. Daarom waren ook de erediensten van de Ouden in tuinen en in bossen volgens de soorten der bomen, evenzo hun gewijde eredienst op de bergen. Tuinen en bossen betekenden het geestelijk inzicht, en elke willekeurige boom iets daarvan, zoals de olijfboom het goede der liefde, de wijnstok het ware van de geloofsleer; de ceder het redelijke daarvan, enz. De berg betekende de hemel; daarom was de eredienst der Oudsten op de bergen.

Dat de wetenschap der overeenstemmingen bij meerderen in de Oriënt gebleven is tot de Komst van de Heer, kan vaststaan uit de wijzen uit het Oosten, die tot de Heer kwamen toen Hij geboren werd; hun ging een ster voor, en zij droegen goud, wierook en mirre met zich; en tot de herders werd gezegd, zodat zij weten zouden dat het de Heer zelf was, dat het hun een teken zou zijn dat zij Hem zouden zien in een kribbe, in doeken gewikkeld, omdat er geen plaats was in de herberg. De ster die voorging betekende de erkentenis vanuit de hemel, want sterren in het Woord betekenen erkentenissen; goud betekende het hemels goede, wierook het geestelijk goede, en mirre het natuurlijk goede, vanuit welke drie dingen alle eredienst is. De kribbe waarin de Heer gevonden werd door de herders, betekende de geestelijke voeding, omdat paarden, die uit de kribbe gevoed worden, de verstandelijke dingen betekenen; de herberg waar geen plaats was, duidde op de Joodse kerk, waar in die tijd geen geestelijke voeding was, omdat alles van het Woord en dus alles van de eredienst was bij hen toen geschonden en verdraaid; vandaar staat in Lukas 2:12, dat dit hun een teken zou zijn dat het de Heer was. Maar toch was er in het geheel geen wetenschap van de overeenstemmingen bij de Israëlitische en de Joodse natie, hoewel alle dingen van hun eredienst, en al hun inzettingen en gerichten, en alle dingen van het Woord zuivere overeenstemmingen waren. De oorzaak was omdat die natie afgodisch van harte was, en zodanig dat zij zelfs niet wilde weten dat iets van hun eredienst enig hemelse en geestelijke betekende; want zij wilden dat al die dingen vanuit zich heilig zouden zijn en met hen in de uitwendige dingen. Zij zouden, als hun de geestelijke en hemelse dingen waren ontvouwd, ze niet slechts verworpen maar ook geprofaneerd hebben; daarom was de hemel voor hen zozeer gesloten dat zij nauwelijks wisten dat zij na de dood zouden leven. Dat het zo is, blijkt duidelijk, namelijk dat zij de Heer niet erkennen, hoewel de gehele Gewijde Schrift over Hem geprofeteerd en Hem voorzegd heeft. Zij verwierpen Hem uitsluitend omdat Hij hun leerde over het hemelse rijk en niet over het aardse rijk, want zij wilden een Messias, die hen boven alle natiën in de gehele wereld zou verhogen, en niet een Messias die hun eeuwig heil zou betrachten. Bovendien zeggen zij dat het Woord in zich vele verborgenheden bevat, die mystiek worden geheten; maar zij willen niet weten dat die zijn over de Heer en Zijn rijk, maar zij willen weten wanneer gezegd wordt dat zij over goud en alchemie handelen.

20. Dat de wetenschap der overeenstemmingen na die tijd niet ontdekt werd, had als oorzaak dat de Christenen in de primitieve kerk zeer eenvoudig waren zodat zij voor hen niet ontdekt kon worden, want als zij ontdekt was, zou zij hun van geen nut zijn geweest en ook niet gevat zijn geworden. Na die tijd ontstond duisternis over de gehele Christelijke kring vanuit het Papisme [pausgezinden], dat ten slotte Babylon werd. Zij die vanuit Babel zijn en zich in de valse dingen daarvan bevestigd hebben, zijn doorgaans zinnelijke natuurlijke mensen, en zij kunnen noch willen vatten wat het geestelijke is, dus wat de overeenstemming is van natuurlijke met geestelijke dingen. Want dan zouden zij worden overtuigd dat onder Petrus niet Petrus wordt verstaan; en voorts dat het Woord tot de binnenste dingen toe Goddelijk is; en dat een pauselijke uitspraak vergelijkenderwijs van geen waarde is. Na de Reformatie echter werden de hemelse waarheden voor hen verborgen, aangezien zij onderscheid begonnen te maken tussen het geloof en de naastenliefde, en één God te vereren onder drie personen, dus drie goden, die zij alleen maar één noemden. Zij zouden de waarheden, als zij toen ontdekt waren, vervalsen en ze afleiden tot het geloof alleen, en geen tot de naastenliefde en de liefde. Als toen de geestelijke zin van het Woord onthuld was, zouden zij de hemel toegesloten hebben ook door de vervalsing van haar; want het is iedereen geoorloofd de letterlijke zin van het Woord eenvoudig te verstaan, als hij maar niet de schijn van het ware die daarin is, bevestigt tot vernietiging van het echte ware toe; want het Woord interpreteren ten aanzien van de geestelijke zin daarvan vanuit valse dingen der leer, sluit de hemel, het opent die niet; maar de geestelijke zin interpreteren vanuit ware dingen van de leer opent de hemel, omdat het die zin is waarin de engelen zijn. Dus denkt de mens door die zin samen met de engelen, en aldus verbindt hij zich met die in het verstandelijk gemoed. Maar als de mens in valse leringen is en de geestelijke zin wil uitvorsen vanuit enige wetenschap van de overeenstemmingen, dan vervalst hij die. Anders is het als de mens vooraf in echte ware dingen is, want de geestelijke zin stemt samen met de ware dingen, en verschijnt vanuit de ware dingen, omdat die zin in het hemels licht is; maar nevel stemt samen met valse dingen, en als iets van het ware daarvan verscheen, dan zou in plaats van hemels licht dikke duisternis ontstaan, want de engelen wenden zich van hem af, en aldus sluiten zij voor hem de hemel. De geestelijke zin van het Woord wordt verstaan onder de tunica van de Heer, die niet samen genaaid was, en door de soldaten niet mocht worden verdeeld, maar de natuurlijke zin van het Woord, die de letterlijke zin daarvan is, wordt verstaan onder de klederen die de soldaten wèl verdeelden. Klederen in het Woord betekenen ware dingen en de klederen van de Heer de Goddelijke Ware dingen; daarom verschenen ook Zijn klederen toen Hij van gedaante veranderd werd voor Petrus, Jakobus, en Johannes, wit blinkend zoals licht.

21. Dat heden uit de Heer de geestelijke zin van het Woord is geopenbaard, is omdat de leer van het echte ware nu geopenbaard is. Die leer is voor een deel vervat in de Leer van het Nieuwe Jeruzalem, en in de werkjes die nu aan het publiek gegeven worden. Omdat die leer met de geestelijke zin van het Woord samenstemt, en niet met een andere, daarom werd die zin, samen met de wetenschap van de overeenstemmingen, nu voor het eerst onthuld. Die zin wordt ook aangeduid door de verschijning van de Heer in de wolken des hemels met heerlijkheid en deugd [Mat.24:30,31]. In dat hoofdstuk wordt ook gehandeld over de voleinding der eeuw, waaronder de laatste tijd van de kerk wordt verstaan. Door de wolken des hemels wordt daar en elders het Woord in de letter aangeduid, dat ten opzichte van de geestelijke zin als een wolk is. Door de heerlijkheid wordt het Woord in zijn geestelijke zin aangeduid, wat tevens het Goddelijk Ware in het licht is; en de deugd duidt de macht daarvan in het Woord aan. De openbaring van het Woord naar de geestelijke zin werd ook beloofd in de Apocalyps. Die zin wordt daar verstaan onder het witte paard in hoofdstuk 19:11-14, en onder het grote avondmaal Gods, waarvoor Hij iedereen uitnodigde en vergaderde. Door velen die in valse dingen der leer zijn, vooral over de Heer, zal de innerlijke zin heel lang niet worden erkend, omdat zij de ware dingen niet toelaten. Zij worden verstaan onder het beest en onder de koningen des lands, die oorlog zullen maken met degene die op het witte paard zit [vers 19 daar]; onder het beest worden de Rooms-katholieken verstaan [Opb. 17:3], en onder de koningen des lands worden de Gereformeerden verstaan die in valse leer zijn. De mystieke dingen die sommigen in het Woord zoeken, zijn niets anders dan de geestelijke en de hemelse zin daarvan.


top

De Verbo, hoofdstuk 8.

Over het Huwelijk van de Heer met de kerk, zijnde het huwelijk van het goede en het ware in het Woord.

22. Het is bekend dat de Heer Bruidegom en Echtgenoot wordt genoemd in het Woord, en de kerk Bruid en Echtgenote. De oorzaak dat de Heer en de kerk zo genoemd worden, is vanwege de verbinding van het goede en het ware bij iedereen die in de hemel is, en iedereen die in de kerk is en in wie de kerk is; want de Heer vloeit bij de engel en bij de mens van de kerk in vanuit het goede van de liefde en de naastenliefde. De engel en de mens van de kerk nemen de Heer, die in het goede van de liefde en de naastenliefde is, bij zich op in de ware dingen van de geloofsleer vanuit het Woord. Daaruit vindt de verbinding plaats die het hemels huwelijk wordt geheten. Dit huwelijk is in al de afzonderlijke dingen van het Woord, en daarom kan het Woord zelf het hemels huwelijk worden genoemd. Dat er zo'n huwelijk is in al de afzonderdingen van het Woord, is met vele dingen getoond in de het werk Hemelse Verborgenheden en ook in de Leer van het Nieuwe Jeruzalem waar over het Woord gehandeld wordt. Dat daar zo'n huwelijk is, kan alleen worden gezien door hen die zich toeleggen op de innerlijke of geestelijke zin daarvan; want overal in het Woord, en vooral heel duidelijk in de profetische dingen, zijn er twee uitdrukkingen voor één zaak, waarvan de ene betrekking heeft op het goede, dus op de Heer, en de andere op het ware, dus op de kerk. Dit ziet diegene die de overeenstemmingen weet duidelijk, want er zijn zinnen en woorden die overeenstemmen met het goede, en andere die met de ware dingen overeenstemmen. Zodoende is er verbinding van de Heer met de hemel en de kerk door het Woord.

23. Aangezien er in het Woord een huwelijk is, is daarin dus een geestelijke zin en is er een hemelse zin. De geestelijke zin voor hen die in het geestelijk rijk van de Heer zijn, en die al de lagere hemelen samenstellen, en de hemelse zin voor hen die in het hemels rijk van de Heer zijn, en die al de hogere hemelen samenstellen. De engelen van het geestelijk rijk zijn in de ware dingen van het Woord, maar de engelen van het hemels rijk zijn in de goede dingen van het Woord. Daarom doorvatten de geestelijke engelen, wanneer de mens het Woord heilig leest, dit volgens de overeenstemmingen met de ware dingen daar, en de hemelse engelen doorvatten de goede dingen daar. Maar de hemelse engelen doorvatten niet onmiddellijk uit de mens de goede dingen daar, maar middellijk door de geestelijke engelen. De oorzaak is omdat nauwelijks iemand heden in de Christelijke kring in het goede van de hemelse liefde is, maar slechts sommigen in ware dingen zijn. Daarom kan het goede van de liefde niet onmiddellijk uit de mens tot de hemelse engelen in de derde hemel overgaan, maar het gaat middellijk over door de geestelijke engelen die de tweede hemel samenstellen. Het huwelijk van de Heer met de kerk bestaat dus ook in de hemelen door het Woord, want het Woord handelt in de geestelijke zin over de kerk, maar in de hemelse zin over de Heer. Daarom passen de geestelijke engelen alle dingen op de kerk toe, maar de hemelse engelen betrekken alle dingen op de Heer; vandaar wordt de hemel vergeleken met een huwelijk uit de Heer, en ook een huwelijk genoemd, en vandaar maakt het Woord dat huwelijk. Maar dit is een arcanum dat alleen vaag door de mens kan worden doorvat, maar het wordt helder doorvat door de hemelse engelen. Dat de hemelse engelen alle dingen kunnen aan plooien aan de Heer, die door de geestelijke engelen met de kerk verbonden worden, is omdat de Heer het al van de kerk is.


top

De Verbo, hoofdstuk 9.

Degenen die pracht en eer in de wereld en ook in de hemel als doel hebben, voorts zij die rijkdom en gewin in de wereld beogen, en zij die de faam van geleerdheid nastreven, zien en vinden niets van het echte ware in het Woord.

24. Het werd mij gegeven te spreken met velen in de geestelijke wereld, die van zichzelf geloofden als sterren te zullen lichten aan de hemel, omdat zij, naar eigen zeggen, het Woord heilig hielden, dit meerdere keren doorlazen en verschillende dingen daaruit verzamelden, en die door de dogma's van hun geloof bevestigden, en vandaar in de wereld voor geleerd werden gehouden, en zelfs van zichzelf en anderen geloofden als Michaëls of Rafaëls te zullen zijn. Maar een aantal van hen werd onderzocht vanuit welke liefde zij zich op het Woord toelegden, en het werd bevonden dat enigen dit deden vanuit de zelfliefde, opdat zij groot in de wereld zouden verschijnen en als primaten in de kerk worden vereerd; sommigen om faam van geleerdheid te verwerven en aldus tot ereposten verheven worden, en weer anderen om rijkdom te winnen, en sommigen opdat zij geleerd zouden prediken. Tenslotte werd onderzocht of zij ook iets van het echte ware uit het Woord geleerd hadden, en werd bevonden dat zij in het geheel niets anders weten dan slechts datgene wat zich aan iedereen vanzelf voordoet in de letterlijke zin, en niets van het echte ware dat innerlijk voor de leer van dienst kon zijn. Dit kwam omdat zijzelf en de wereld de doelen waren, en niet de Heer en de hemel; en wanneer dat de doelen zijn, blijft de mens met zijn gemoed in zichzelf en in de wereld hangen, en denkt steeds vanuit zijn eigene, dat in dikke duisternis is over alle dingen die hemels zijn; want het eigene van de mensen is louter het boze en het valse daaruit. Daarom kan de mens die alleen zichzelf beschouwd en eer, faam of gewin nastreeft, bij het lezen van het Woord, niet uit de Heer worden weggeleid uit het eigene, en dus niet verheven worden in het hemels licht, en bijgevolg ook niet enige invloed uit de Heer door de hemel opnemen. Verscheidene van zulke mensen werden gezien, en ieder van hen begeerde met alle inspanning de hemel, en zij werden er ook toegelaten. Maar toen zij daar kwamen werden zij onderzocht of zij iets wisten van het ware dat bij de engelen is, maar zij wisten niets dan de naakte woorden van de letterlijke zin, en hadden geheel geen innerlijk verstand daarvan. Daarom verschenen zij in hun ogen ontdaan van klederen en als naakt, en zo werden zij neergelaten tot de lagere dingen. Sommigen van hen werden door het hemels licht beroofd van ieder verstandelijk inzicht, en kort daarop ook van het gezichtsvermogen, waarna zij bevangen werden door angst, en aldus werden zij tot de lagere dingen weggeleid, maar toch bleef bij hen de trots achter dat zij verdienste hadden. Dit is het lot van hen die zich wel op het Woord toeleggen, maar als doel hebben eer, faam en gewin. Geheel anders is het bij hen die zich op het Woord toeleggen vanuit de aandoening van het ware, of bij hen die tijdens het lezen van het Woord genoegen beleven aan het ware omdat het waar is. Zij hebben de liefde tot God en de liefde tot de naaste als doel, en voor zichzelf hebben zij het leven als doel. Dezen nemen allen, omdat zij het ware liefhebben, de invloed uit de Heer op, en zij zien en vinden de echte ware dingen in het Woord, want zij worden verlicht ten aanzien van het verstand, en in die verlichting doorvatten zij die waarheden, en na de dood worden zij in de hemel verheven, waar het ware in zijn licht is, en worden zij geestelijk, en tenslotte engelen.


top

De Verbo, hoofdstuk 10.

De laatste zin van het Woord, die de letterlijke zin alleen is, stemt overeen met de baard en de hoofdharen van de mens-engel.

25. Dat de hoofdharen en de baard overeenstemmen met het laatste van het Woord kan, als het voor het eerst gezegd en gehoord wordt, wonderlijk schijnen, maar deze overeenstemming is omdat alle dingen van het Woord overeenstemmen met alle dingen van de hemel, en de hemel met alle dingen van de mensen; want de hemel in zijn samenvatting is voor de Heer zoals één mens, over welke overeenstemming men ziet in het werk Hemel en Hel [n. 87-102, 307]. Dat alle dingen van het Woord overeenstemmen met alle dingen van de hemel, werd mij te doorvatten gegeven door het volgende: de afzonderlijke hoofdstukken in het profetische Woord stemmen overeen met de afzonderlijke hemelse gezelschappen, want terwijl ik de profetische dingen in het Woord van Jesaja tot Malachia doorliep, werd het gegeven te zien dat de hemelse gezelschappen in hun orde te voorschijn werden geroepen, en zij doorvatten hieruit de met henzelf overeenstemmende geestelijke zin. Vanuit deze en andere bewijzen bleek mij dat er een overeenstemming was van de ganse hemel met het Woord in een reeks. Omdat er overeenstemming is van het Woord met de hemel, en de hemel in zijn geheel en in delen overeenstemt met de mens, is het dat het laatste van het Woord overeenstemt met het laatste van de mensen. Het laatste van het Woord is de letterlijke zin, en het laatste van de mensen zijn de hoofdharen en de baard. Vandaar is het dat mensen die het Woord ook in laatsten hebben liefgehad, na de dood met sierlijk verzorgde haren verschijnen; evenzo de engelen; zij laten ook wanneer zij engelen worden de baard groeien. Omgekeerd echter verschijnen allen die de letterlijke zin van het Woord veracht hebben, na de dood als zij geesten worden, kaal, wat een teken is dat zij zonder waarheden zijn; daarom bedekken zij, om zich niet voor anderen te schamen, hun hoofd met een tiara. Aangezien de haren en de baarden het laatste van de hemel betekenen, en vandaar ook het laatste van het Goddelijk Ware of van het Woord, wordt over de Oude van Dagen geschreven dat hij hoofdhaar had als reine wol [Daniël 7:9]; evenzo de Heer ten aanzien van het Woord, als de Zoon des Mensen in de Apocalyps 1:14. Daarom ook bestond de kracht van Simson in diens haren; en toen deze werden afgesneden, werd hij zwak. Ook het Nazireaat is verbonden met het haar, want door een nazireeër werd de Heer uitgebeeld ten aanzien van Zijn laatsten, dus ook de hemel in laatsten. Dit was de oorzaak dat 42 knapen door beren werden verscheurd omdat zij Elisa kaal noemden [2 Kon. 2:23,24]. Elisa, evenals Elias en de overige profeten, beeldde de Heer uit ten aanzien van het Woord, en het Woord zonder de laatste zin daarvan, die de letterlijke zin is, is niet het Woord. De letterlijke zin van het Woord is als een vat gevuld met edele wijn; daarom wordt als het vat gebroken is alle wijn verspreid; en ook is de letterlijke zin van het Woord als de beenderen en de huid bij de mensen; als deze weggenomen worden valt de gehele mens uiteen. Vandaar is het dat de samenhang, ja zelfs de macht van het ganse Woord, bestaat in de laatste zin daarvan, die de letterlijke zin is, want deze zin ondersteunt en houdt al het Goddelijke Ware daar bijeen. Aangezien het kale betekent geen ware omdat het laatste daarvan er niet is, werden zij die tot de Joodse kerk behoorden toen zij Jehova verlieten en het Woord verachtten, kaal geheten, zoals bij Jeremia: "Alle hoofd kaal, en alle baard geschoren" [Ez. 158:37]; en bij Jesaja: "Kaalheid op de hoofden, en de baard geschoren" [Jes. 15:2]; en bij Ezechiël: "Opdat hij zou scheren het hoofd en de baard met een scheermes" [Ez. 5:l]; en "Op alle aangezichten schaamte, en op alle hoofden kaalheid", [Ez. 8:8]; en bij dezelfde: "Alle hoofd verkaald" [Ez. 29:1.8]; en ook elders, zoals bij Amos 8:10 en bij Micha 1:16.

26. De letterlijke zin van het Woord stemt overeen met de hoofdharen; en in de overige dingen stemt deze overeen met de verschillende delen in de mens, als met diens hoofd, borst, lenden, voeten. Maar daar waar die overeenstemmingen in de letterlijke zin zijn, daar is het Woord zoals bekleed, en vandaar stemt deze overeen met de kleding voor die delen, want klederen betekenen in het algemeen ware dingen, en stemmen ook werkelijk daarmee overeen. Maar toch zijn verscheidene dingen in de letterlijke zin van het Woord naakt, dus zonder bekleding, en die dingen stemmen overeen met het aangezicht en de handen van de mens, welke delen naakt zijn. Die dingen van het Woord zijn van nut voor de leer van de kerk, omdat zij in zich geestelijk-natuurlijke ware dingen zijn. Het staat vast dat het daar niet aan ontbreekt en dat de mens ook naakte waarheden in het Woord kan vinden en zien.


top

De Verbo, hoofdstuk 11.

De wijsheid van de engelen in de drie Hemelen is uit de Heer door het Woord, waarvoor de letterlijke zin daarvan dient tot schraag en grondslag.

27. Vanuit de hemel werd gehoord dat bij de Oudsten op deze aardbol onmiddellijke openbaring was, en dat zij dus niet een geschreven Woord hadden. Maar na die tijd, toen onmiddellijke openbaring niet meer zonder gevaar voor de zielen gegeven noch opgenomen kon worden, behaagde het de Heer het Goddelijk ware te openbaren door het Woord dat door louter overeenstemmingen is geschreven, opdat de vergemeenschapping en de verbinding van de mensen met de hemelen niet verloren zou gaan. Vandaar is het Woord zodanig in de laatste zin, dat het in zich de wijsheid bevat van de engelen der drie hemelen. Deze wijsheid verschijnt niet in ons Woord maar toch is zij daarin. Hoe zij daarin is zal met weinig dingen worden gezegd. Er zijn drie hemelen, de een beneden de ander, en de wereld onder hen; in de hoogste hemel is de engellijke wijsheid in de hoogste graad, die de hemelse wijsheid wordt geheten; in de middelste hemel is de engellijke wijsheid in de middelste graad, die de geestelijke wijsheid wordt geheten; maar in de laatste hemel is de engellijke wijsheid in de laatste graad die natuurlijkgeestelijk en natuurlijk-hemels wordt geheten; in de wereld is, omdat zij beneden de hemelen is, de wijsheid in de laagste graad, die natuurlijk wordt geheten. Al deze graden van wijsheid zijn in het Woord dat in de wereld is, maar in gelijktijdige orde, want de opeenvolgende orde wordt in de afklaring gelijktijdig; vandaar wordt het gelijktijdige de samenvatting van al zijn opeenvolgende dingen. Het hoogste in de opeenvolgende orde wordt het binnenste in de gelijktijdige orde, het middelste wordt het middelste daar, en het laatste wordt het laatste daar. Zo'n gelijktijdige is het Woord in de wereld; in het binnenste daarvan is de Heer zoals een Zon, waaruit het Goddelijk ware en Goddelijk goede, licht en vlam, door middelste tot aan laatste dingen zich ontrolt en voortplant; naastgelegen in dat gelijktijdige is het Goddelijk hemelse zoals het is in de hoogste of derde hemel, waaruit de engelen daar wijsheid hebben. Na dat volgt het Goddelijk natuurlijk geestelijke en natuurlijk hemelse zoals het in de laatste of eerste hemel is, en waaruit de engelen daar wijsheid hebben. De laatste periferie van dit gelijktijdige maakt het Goddelijk natuurlijke zoals het is in de wereld, waaruit de mensen wijsheid hebben; dit laatste omgordt, bindt en houdt aldus de innerlijke dingen samen, opdat zij niet wegvloeien, dus het dient ook tot schraag. Zodanig is ons Woord in de letterlijke zin in het algemeen en ook in elk deel. Wanneer dit derhalve door de mens heilig wordt gelezen, worden de innerlijke dingen daarvan opnieuw verbonden en herweven, en elke hemel put daaruit het zijne, de geestelijke engelen hun Goddelijk geestelijke, en de hemelse engelen hun Goddelijk hemelse, van waaruit zij wijsheid hebben. Dat ons Woord zodanig is, werd niet slechts gezegd en gehoord vanuit de hemel, maar ook met veel ondervinding getoond en bevestigd. Het Goddelijke, neergezonden uit de Heer in de wereld, kon niet anders dan door de hemelen in hun orde heengaan en in de wereld aldus gevormd bestaan, opdat het in eendere orde door de hemelen terug kan keren tot de Heer uit wie het is.


top

De Verbo, hoofdstuk 12.

Over de Verlichting door het Woord.

28. Elk mens die in geestelijke aandoening van het ware is, dat is, die het ware zelf lief heeft omdat het waar is, wordt verlicht uit de Heer terwijl hij het Woord leest. Niet echter de mens die alleen vanuit een natuurlijke aandoening van het ware, die de begeerte tot weten wordt geheten, dit leest. Deze ziet niets anders dan hetgeen samenstemt met zijn liefde of met de beginselen die hij òf zelf opgevat heeft, òf uit anderen door gehoor of door lezing geput heeft. Met enkele dingen zal daarom gezegd worden vanwaar en welke mens verlichting heeft door het Woord. Die mens heeft verlichting die de boze dingen schuwt omdat zij zonden zijn, en omdat zij tegen de Heer zijn, en tegen Zijn Goddelijke wetten. Bij deze en niet bij een ander wordt het geestelijk gemoed geopend, en voor zoveel dit wordt geopend, treedt het hemels licht binnen, en vanuit het hemels licht is alle verlichting in het Woord; want dan heeft de mens de wil van het goede. Deze wil wordt, wanneer hij tot dat nut wordt bepaald, in het verstand eerst aandoening van het ware, daarna doorvatting van het ware, en kort daarop door middel van het redelijk licht denking van het ware, aldus beslissing en conclusie, die bij het overgaan daaruit in het geheugen en tegelijk ook in het leven overgaat, en aldus blijft. Dit is de weg van alle verlichting in het Woord, en ook de weg van de hervorming en de wederverwekking van de mensen; maar het is noodzakelijk dat tevoren in het geheugen erkentenissen zijn, zowel van geestelijke als van natuurlijke dingen, want deze zijn de voorraadkamers waarin de Heer door middel van het hemels licht werkt, en hoe voller deze zijn, en zonder bevestigde valse dingen, des te verlichter doorvatting wordt gegeven en des te zekerder conclusie. Immers, de Goddelijke werking valt niet in een ledige en ijle mens, als hij bijvoorbeeld niet weet dat de Heer zuivere Liefde is, en zuivere Barmhartigheid, het Goede zelf en het Ware zelf, en dat de Liefde zelf en het Goede zelf in zijn wezen zodanig is, dat het niet aan iemand het boze kan doen, noch toornen en wraak nemen. Wie niet weet dat het Woord in de letterlijke zin op verscheidene plaatsen is vanuit aanschijnen; die kan niet worden verlicht in het Woord. Waar gezegd wordt over Jehova dat hij ontsteekt en toomt, en dat Hij vuur en woede heeft, dat Zijn toorn gloeit tot aan de laagste hel [zoals bij David], en dat er niet een boze is in de stad dat Jehova niet gedaan heeft [Amos 3:6], dat de Heer zich zal verblijden om boos te doen zoals Hij zich verblijd heeft om wel te doen [Deut. 28:63], en dat Hij ons in verzoekingen leidt, zoals in het Onze Vader, en evenzo in de overige dingen.


top

De Verbo, hoofdstuk 13.

De middellijke openbaring, die geschiedt door het Woord, gaat de onmiddellijke openbaring, die plaats vindt door geesten, zeer ver te boven.

29. Geloofd wordt dat de mens meer verlicht én wijs zou kunnen worden als hij onmiddellijke openbaring had door gesprekken met geesten en met engelen, maar het tegendeel is het geval, want de verlichting door het Woord vindt plaats door een innerlijke weg, terwijl de verlichting door onmiddellijke openbaring geschiedt door een uiterlijken weg. De innerlijke weg is door de wil in het verstand, de uiterlijke weg is door het gehoor in het verstand. De mens wordt door het Woord verlicht uit de Heer voor zoveel de wil in het goede is, maar de mens kan door het gehoor worden onderricht en als het ware verlicht worden hoewel de wil in het boze is. Wat binnentreedt in het verstand bij de mens van wie de wil in het boze is, is niet binnen maar buiten hem; het is alleen in het geheugen, en niet in het leven; en hetgeen buiten de mens is en niet in zijn leven, wordt langzamerhand afgezonderd; en zo al niet vóór dan toch zeker na de dood. Immers, de wil die in het boze is werpt dat òf uit en verstikt dat, òf vervalst en profaneert dat; want de wil maakt het leven van de mensen, en werkt aanhoudend op het verstand, en dat wat vanuit het geheugen in het verstand is, beschouwt het als buiten te liggen. Omgekeerd werkt het verstand niet op de wil, maar leert slechts hoe de wil zal werken. Daarom, als de mens vanuit de hemel alle dingen wist die de engelen weten, of als hij alle dingen wist die in het Woord zijn, en voorts alle leren der kerken kende, en bovendien alles wat de kerkvaders geschreven en de concilies voorgeschreven hebben, maar zijn wil in het boze is, dan wordt hij desondanks na de dood beschouwd zoals iemand die niets weet, omdat hij niet wil wat hij weet. En omdat het boze het ware haat, werpt de mens dan zelf die dingen uit, en in hun plaats neemt hij vals dingen aan, die met het boze van zijn wil samenstemmen. Bovendien wordt noch aan enige geest noch aan enige engel verlof gegeven, mensen op deze aardbol te leren in de Goddelijke ware dingen, maar de Heer leert Zelf elke willekeurige mens door het Woord, en Hij leert voor zoveel als de mens uit Hem het goede in de wil opneemt, en hij neemt dit op voor zoveel als hij de boze dingen als zonden schuwt. Ieder mens is ook in gezelschap van geesten ten aanzien van zijn aandoeningen en de denkingen daaruit, waarin hij als het ware één is met hen. Daarom spreken de met de mens sprekende geesten vanuit de mens zijn aandoeningen en volgens die. De mens kan niet met anderen spreken tenzij de vorige gezelschappen waarin hij is, eerst verwijderd worden, hetgeen uitsluitend geschiedt door de hervorming van zijn wil. Omdat iedere mens in gezelschap is van geesten die in dezelfde religie zijn als hij, bevestigen de met hem sprekende geesten alle dingen die de mens tot zijn religie heeft gemaakt; dus enthousiaste geesten alle dingen van het enthousiasme bij die mens, en Quakeriaanse geesten alle dingen van Quakerisme, en Moraviaanse geesten alle dingen van Moravianisme, enzovoort. Vandaar zijn er bevestigingen van het valse die nooit uitgeroeid kunnen worden. Uit deze dingen blijkt dat de middellijke openbaring die door het Woord geschiedt, boven de onmiddellijke openbaring staat die door geesten geschiedt. Wat mij [Swedenborg] aangaat was het niet geoorloofd wat dan ook te nemen uit de mond van enig geest, noch uit de mond van enig engel, maar vanuit de mond van de Heer alleen.


top

De Verbo, hoofdstuk 14

Het Woord in de hemelen.

30. In alle hemelen is het Woord, en het wordt daar gelezen zoals in de wereld, en er wordt uit gepredikt, want het is het Goddelijk Ware waaruit de engelen inzicht en wijsheid hebben. Immers zonder het Woord weet niemand iets over de Heer, over de liefde en het geloof, over de verlossing, en over de overige verborgenheden van de hemelse wijsheid. Ja, zelfs zou zonder het Woord de hemel niet bestaan, zoals zonder het Woord de kerk niet zou bestaan in de wereld; aldus zou er geen verbinding zijn met de Heer. Dat er niet enige natuurlijke theologie bestaat zonder openbaring, en in de Christelijke kring zonder het Woord, werd hiervoor al aangetoond. Als de openbaring niet wordt gegeven in de wereld, kan zij ook niet aan iemand gegeven worden na de dood, want hoedanig de mens ten aanzien van zijn religieuze in de wereld is, dusdanig is hij ten aanzien van het religieuze, ook na de dood wanneer hij een geest wordt. En de hemel bestaat geheel niet uit enige engelen die vóór de wereld of met de wereld geschapen zijn, maar uit hen die mensen zijn geweest, en toen innerlijk engelen waren. Dezen komen door het Woord in de hemel in geestelijke wijsheid, die innerlijke wijsheid is, omdat het Woord daar geestelijk is.

31. Het Woord in het geestelijk rijk van de Heer is niet zoals het Woord in de wereld. In de wereld is het Woord natuurlijk, maar in dat rijk is het geestelijk. Het verschil is zoals tussen de natuurlijke en de geestelijke zin van het Woord, en hoedanig de geestelijke zin is werd met talrijke dingen getoond in de Hemelse Verborgenheden, waar alle dingen die in Genesis en in Exodus zijn, volgens die zin werden ontvouwd. Het verschil is zodanig dat geen woord eender is. De namen zijn daar dingen, evenzo de getallen, en de historische dingen zijn daar kerkelijke dingen. Maar wat wonderbaarlijk is: terwijl een engel dat leest, weet hij niet anders dan dat het eender is als het Woord dat hij in de wereld heeft gelezen. De oorzaak daarvan is, dat hij niet langer enige natuurlijke voorstellingen heeft, maar in plaats daarvan geestelijke voorstellingen, en het natuurlijke en het geestelijke zijn door overeenstemmingen zo verbonden dat zij als één maken. Wanneer hij daarom vanuit het natuurlijke in het geestelijke komt, schijnt het hem toe alsof dat hetzelfde is. Ja, de engel weet zelfs niet dat hij wijzer is dan hij in de wereld is geweest, hoewel hij zo'n uitmuntende wijsheid heeft dat zij naar verhouding onuitsprekelijk is. Ook kan hij het onderscheid niet kennen, omdat hij in zijn geestelijke staat niets weet over zijn natuurlijke staat waarin hij was in de wereld. Hij kan ook niet vergelijken en onderscheid maken, omdat hij niet terugkeert in de natuurlijke staat, en aldus een vergelijking maken. Maar toch wordt de engel steeds in wijsheid vervolmaakt, in de hemel meer dan in de wereld, omdat hij dan in zuiverder geestelijke aandoening van het ware is.

32. Het Woord in het hemels rijk van de Heer is veel uitnemender en wijzer dan het Woord dat in het geestelijk rijk van Hem is. Zij verschillen in eendere graad zoals het natuurlijk Woord dat in de wereld is, en het geestelijk Woord waarover gehandeld werd; want in het natuurlijke Woord is de binnenste zin, die de hemelse zin wordt geheten, waarin alle dingen van het Woord handelen over de Heer alleen. In dit Woord wordt voor Jehovah gelezen: de Heer; en door Abraham, Izaak, en Jakob, voorts door Mozes, David, Elias en de overige profeten, wordt de Heer bedoeld. Het Goddelijke van Hem, wat onder hen wordt verstaan, onderscheiden zij door eigenaardige schrifttekens. Door de namen van de 12 stammen van Israël, en ook door de namen van de apostelen daar, wordt iets van de Heer ten aanzien van de kerk gelezen; evenzo in de overige dingen. Vanuit dit bleek mij dat de gehele Gewijde Schrift in de binnenste zin over de Heer alleen handelt. Er doet zich een vergelijkbaar verschil voor tussen die twee Woorden, het geestelijke en het hemelse, als tussen de gedachten die tot het verstand behoren, en tussen de aandoeningen die tot de wil behoren, want de engelen van het hemels rijk zijn in de liefde tot de Heer en daaruit in de aandoening van het goede, en de engelen van het geestelijk rijk zijn in het geloof in de Heer en daaruit in de doorvatting van het ware.

33. Het geestelijk Woord en het hemels Woord verschillen ook ten aanzien van het schrift. Het schrift van het geestelijk Woord is vanuit letters die eender zijn als de typografische letters van onze wereld, maar elke willekeurige letter maakt een zin; daarom zou u bij het zien van dat schrift, niet één woord verstaan, want het is letter aan letter geschreven in een aanhoudende reeks, met lijntjes en punten boven en beneden, want het is volgens de geestelijke spraak, die niets gemeen heeft met de natuurlijke spraak. De engelen zien, hoe wijzer zij zijn, meer innerlijke arcana vanuit het zo geschreven Woord, dan de eenvoudiger engelen zien. De daar verborgen dingen staan helder open voor de ogen der wijzen, maar niet voor de ogen der eenvoudigen. Evenzo, maar in meerdere mate, als het geval is in ons Woord, waarin ook de wijzen meer dingen zien dan de eenvoudigen. Het schrift van het hemels Woord is echter vanuit letters die in de wereld zelfs geheel onbekend zijn. Het zijn weliswaar alfabetische letters, maar onverschillig welke bestaat uit omgebogen lijnen met hoorntjes boven en beneden, en er zijn jota's of punten in de letters, en ook beneden en boven die. Er werd gezegd dat de Oudsten op deze aardbol zulk een schrift hadden. Het komt enigermate, maar weinig, overeen met het Hebreeuwse schrift. Door een zodanig schrijfwijze worden de aandoeningen uitgedrukt die tot de liefde behoren; daarom behelst het meer verborgenheden dan zij zelf kunnen uitspreken. Zij drukken die niet uitspreekbare arcana, die zij vanuit hun Woord doorvatten, uit door uitbeeldingen. De wijsheid die in dit Woord verborgen ligt, gaat de wijsheid die in het geestelijk Woord ligt, te boven zoals miljarden een enkele eenheid.

34. Opdat enigermate het verschil kan worden verstaan tussen de Drie Woorden, het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse, kunnen de eerste hoofdstukken van Genesis tot voorbeeld dienen. Vooral daar waar gehandeld wordt over Adam, zijn echtgenote, en het paradijs. In het natuurlijk Woord dat in de wereld is, wordt geschreven over de schepping van de wereld en de eerste schepping van de mens, en de verkwikkelijkheden en aardse verrukkelijkheden van deze en gene. Onder de genoemde personen na Adam tot aan de vloed, worden zijn nakomelingen verstaan, en onder de getallen hun leeftijden. Maar in het geestelijk Woord, dat bij de engelen is die in het geestelijk rijk zijn, worden niet die dingen verstaan, maar wordt in Genesis 1 geschreven over de hervorming en de wederverwekking van de mensen der Oudste Kerk, die ook een Nieuwe Schepping wordt genoemd. In het tweede hoofdstuk wordt door het Paradijs beschreven: het inzicht van de mensen van die kerk; door Adam en zijn echtgenote die kerk zelf; en door hun nakomelingen tot aan de vloed worden de veranderingen van staat in die kerk beschreven, totdat zij ophield; en tenslotte wordt haar ondergang beschreven door de vloed. In het hemelse Woord echter, of in het Woord dat bij de engelen is die in het hemels rijk van de Heer zijn, wordt in Genesis 1 beschreven: de verheerlijking van het Menselijke van de Heer; in de plaats van het Paradijs wordt de Goddelijke Wijsheid van Hem beschreven; onder Adam zelf wordt daar de Heer verstaan, ten aanzien van het Goddelijke Zelf en tevens het Goddelijk Menselijke; en met zijn echtgenote wordt de kerk bedoeld, die, daar zij het leven uit de Heer heeft, Chavah [Eva = uit leven] wordt geheten. Over haar zegt Adam dat zij zijn been en zijn vlees was, en dat zij één vlees waren, omdat de kerk uit de Heer is, en vanuit hem, en met hem zoals één. Door de namen van Adams nageslacht worden daar de opeenvolgende staten van opneming van de Heer beschreven, en van de verbinding met Hem, uit de mensen van die kerk, totdat er in het geheel geen opneming en vandaar geen verbinding was. Wanneer derhalve die eerste Genesis-hoofdstukken in ons Woord, door rechtschapen mensen, en vooral door kleine kinderen, knapen en meisjes, worden gelezen, worden zij aangedaan met vreugde over de staat der schepping van alle dingen, en vanuit het paradijs worden dan die [innerlijke] zinnen ontrold. Dan verstaan de geestelijke engelen die dingen volgens hun Woord, en de hemelse engelen volgens het hunne, zonder dat zij weten dat de mens, het kleine kind of een jongeling, dit leest; want die zinnen worden in hun orde ontrold, omdat zij overeenstemmen, en alle overeenstemmingen zijn zodanig vanuit de schepping. Hieruit blijkt hoedanig het Woord in zijn schoot is, namelijk dat het drie zinnen bevat (een natuurlijke, een geestelijke en een hemelse):

  • * De laatste zin, die de natuurlijke geheten wordt, is voor de mens. Deze zin handelt in de meeste dingen over wereldlijke aangelegenheden, maar in werkelijkheid wordt daarin gehandeld over Goddelijke dingen, die echter door dingen zoals die in de wereld zijn, worden beschreven.
  • * Een middelste zin, die geestelijk is, en waarin dingen die tot de kerk behoren beschreven worden.
  • * En een binnensten zin, die hemels is, waarin dingen zijn bevat die van de Heer zijn.

Immers, de gehele natuur is het uitbeeldend theater voor het rijk van de Heer. En Zijn rijk, dat de hemel en de kerk is, is het uitbeeldende theater van de Heer zelf; want zoals de Heer Zijn Menselijke heeft verheerlijkt, zo verwekt Hij ook de mens weder, en zoals Hij de mens wederverwekt, zo heeft Hij hem ook geschapen.

35. Vanuit deze weinige dingen kan vaststaan hoedanig het Woord in zijn schoot is. Het natuurlijk Woord zoals het in de wereld in de Christelijken kring is, bevat binnen in zich zowel het geestelijk Woord als het hemels Woord, want de geestelijke zin van ons Woord is het Woord in de hemelen die het geestelijk rijk van de Heer samenstellen, en de hemelse zin van ons Woord, die de binnenste zin daarvan is, is het Woord in de hemelen die het hemelse rijk van de Heer samenstellen. Daarom is in ons natuurlijk Woord zowel het geestelijk Woord als het hemels Woord bevat, maar in het geestelijk Woord en in het hemels Woord is het natuurlijk Woord niet bevat. Daarom is het Woord in onze natuurlijke wereld het meest gevuld met Goddelijke Wijsheid, en vandaar heiliger dan de Woorden in de hemelen.


top

De Verbo, hoofdstuk 15

Over het verloren oude Woord.

36. Dat er een Woord bij de Ouden is geweest, samen geschreven door louter overeenstemmingen zoals ons Woord, maar dat dit verloren is, werd mij verhaald uit engelen van de derde hemel. Er werd gezegd dat dit Woord nog bij hen bewaard is, en in gebruik bij de Ouden in die hemel, bij wie, toen zij in de wereld waren, dit Woord was. Die Ouden bij wie dat Woord nog in gebruik is in de hemelen, waren voor een deel vanuit het land Kanaän, en vanuit de grensgebieden daarvan, voorts ook vanuit enkele koninkrijken in Azië, als vanuit Syrië, Mesopotamië, Arabië, Chaldea, en Assyrië en Egypte, vanuit Zidon en Tyrus. De inwoners van al deze koninkrijken waren in een uitbeeldende eredienst, en daaruit in de wetenschap van de overeenstemmingen. Alle wijsheid van die tijd hadden zij vanuit die wetenschap, aangezien zij daardoor gemeenschap met de hemelen hadden, en innerlijke doorvatting, en bij verscheidenen ook samenspraak met geesten. Maar omdat dit Woord vol van zulke overeenstemmingen was, die in verwijderd verband hemelse dingen betekenden, en vandaar in de loop der tijden door velen vervalst begon te worden, verdween het geleidelijk vanwege de Goddelijke Voorzienigheid. Er werd een ander Woord gegeven, dat uit niet zozeer verwijderde overeenstemmingen was samengesteld, door de Profeten bij de zonen Israëls. In dit Woord werden evenwel de namen behouden van de plaatsen die in het land Kanaän en rondom in Azië zijn, en zij betekenden eendere dingen. Vanwege deze oorzaak werden de nakomelingen van Abraham vanuit Jakob binnengeleid in het land Kanaän, en werd daar het Woord geschreven, waarin die plaatsen genoemd moesten worden.

37. Dat er zo'n Woord bij de Ouden is geweest, blijkt ook bij Mozes, door wie het wordt genoemd, en waaruit ook iets overgenomen is in het Boek Numeri, hoofdstuk 21, de verzen 14 en 27. De historische dingen van dat Woord worden daar de 'Oorlogen van Jehovah' geheten, en de profetische dingen de 'Uitspraken'. Vanuit de historische dingen van dat Woord nam Mozes deze dingen: "Daarom wordt gezegd in het Boek van de Oorlogen van Jehovah: Tegen Vaheb in Sitfah, en de stromen, Arnon, en de waterleiding der stromen die afweek tot waar Ar wordt bewoond, en zich vertoont aan de grens van Moab" [Num. 21:14, 15]. Onder de Oorlogen van Jehovah worden daar verstaan en beschreven de worstelingen van de Heer met de hellen en de overwinningen op haar wanneer hij in de wereld zal komen. Dezelfde worstelingen worden ook op vele plaatsen in de historische dingen van ons Woord verstaan en beschreven, zoals in de oorlogen van Jozua met de natiën van het land Kanaän, in de oorlogen van de Richteren, en in de oorlogen van David en van de overige Koningen. Uit de profetische dingen van dat Woord werd ook genomen door Mozes: "Daarom zeggen de profetische Uitspraken: Schrijdt Chesbon in, de stad van Sichon wordt gebouwd en bevestigd, want een vuur is uitgegaan vanuit Chesbon, een vlam vanuit de stad van Sichon, die gegeten heeft Ar van Moab, de bezitters der hoogten van Arnon; wee u, Moab; gij zijt vergaan, volk van Kemosch; hij heeft gegeven zijn zonen ontkomen, en zijn dochters in gevangenschap aan de koning der Emorrieten Sichon. Met pijlen hebben wij hen neergeveld; Chesbon is vergaan tot aan Dibon, en wij hebben hen verwoest tot aan Nofach, zijnde tot aan Medeba" [Num. 21:27-30]. Dat die profetische dingen uitspraken werden genoemd, en niet spreekwoorden of samenstellers van spreekwoorden, zoals sommige vertalers het overzetten, kan vast staan uit de betekenis van het woord Meschalim in de Hebreeuwse taal, zijnde niet slechts spreekwoorden maar ook profetische uitspraken, zoals kan vaststaan vanuit Numeri 23:18; 24:3 en 24:15, waar gezegd wordt dat Bileam zijn uitspraak uitte, die profetisch was, ook over de Heer; zijn uitspraak wordt daar Maschal geheten, in het enkelvoud. De dingen die door Mozes aldaar beschreven zijn, zijn ook profetisch, maar geen spreekwoorden. Dat dat Woord evenzo Goddelijk, of Goddelijk geïnspireerd was, blijkt ook bij Jeremia, waar bijna eendere woorden zijn, namelijk: 'Een vuur is uitgegaan vanuit Chesbon, en een vlam van tussen Sichon, die gegeten heeft de hoek van Moab, en, de kruin der zonen van het gedruis. Wee u, Moab, het volk van Kemosch is vergaan, want uw zonen zijn voortgesleurd in gevangenschap en uw dochters in gevangenschap' [Jeremia 48:45,46]. Behalve op deze plaatsen, wordt ook een profetisch Boek van dat oude Woord geciteerd in het Boek Jaschar, dat ook wel het Boek des Rechten geheten wordt; en wel door David in 2 Sam.1:18, en door Jozua in Joz. 10:13. Daaruit blijkt dat het historische daar, over de zon en de maan, een profetie was vanuit dat Boek. Bovendien werd mij gezegd dat de zeven eerste hoofdstukken van Genesis in datzelfde oude Woord zo helder aanwezig zijn dat niet één woordje ontbreekt.

38. De religieuze dingen van meerdere natiën zijn uit het Oude Woord afgeleid en overgebracht. Vanuit het land Kanaän en verschillende plaatsen van Azië naar Griekenland, en van daaruit naar Italië; en door Ethiopië en door Egypte in enige koninkrijken van Afrika. Maar in Griekenland maakten zij vanuit de overeenstemmingen Fabels, en vanuit de Goddelijke attributen even zovele goden. De grootste van hen noemden zij Jupiter, uit Jehovah.


top

De Verbo, hoofdstuk 16:

Over de natiën en de volken buiten de kerk bij wie het Woord niet is, en die vandaar niet iets weten over de Heer en de Verlossing.

39. Het zijn er, in verhouding tot hen bij wie het Woord niet is, maar weinigen bij wie het Woord wel is. Het Woord is voornamelijk bekend in Europa, bij de Christenen die de Gereformeerden worden geheten, en bij de Rooms- katholieken in de landen die deze religie toegedaan zijn, zoals Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, en grote delen van Duitsland, en ook van Hongarije, voorts Polen. Bij hen is weliswaar het Woord, maar het wordt niet gelezen; het Woord wordt ook weinig gelezen in Rusland, maar nochtans wordt er geloofd dat het heilig is.

De vergemeenschapping door het Woord is alleen in Engeland, Holland, in sommige vorstendommen in Duitsland, en in Zweden en Denemarken, want daar wordt het Woord geleerd en gepredikt. Maar in Azië, Afrika en de Indiën, natiën die veel talrijker zijn dan de gereformeerde Christenen, is het Woord nagenoeg onbekend. Maar opdat het Woord niet verloren zou gaan, is vanuit de Heer daarin voorzien dat de Joodse natie, bij wie het Woord van het Oude Testament in zijn oorspronkelijke taal is, het nog zou blijven voortbestaan en verspreid over veel van de aardbol zou wonen. En hoewel deze natie loochent dat de Heer de Messias of Christus is, uit de profeten voorzegd, en hoewel zij boos van harte is, geeft nochtans de lezing door hen van het Woord gemeenschap met sommige hemelen. Want de overeenstemmingen vergemeenschappen, van welke aard de persoon die het leest ook is, mits hij het als Goddelijk erkent. Want zowel in het heden als oudtijds, wanneer zij Mozes, Abraham, Izaak en Jakob, David, Elia, en anderen die in het Woord genoemd worden, aanbidden als godheden, dan doorvatten de hemelen in plaats daarvan de Heer, niets wetende over de persoon in de wereld vanuit wie dat heilige van de eredienst voortgaat. Zodanig is de verbinding van de hemel met de mens door het Woord.


top

De Verbo, hoofdstuk 17

40. Maar het is met deze zaak aldus gesteld: Er kan niet enige verbinding met de hemel bestaan tenzij er ergens op de aardbol een kerk is waar het Woord is, waardoor de Heer bekend is, omdat de Heer de God van hemel en aarde is, en zonder de Heer is er geen heil. Het is voldoende dat er ergens op de aardbol een kerk is waar het Woord is; zelfs als zij vanuit betrekkelijk weinigen bestaat, dan is daardoor toch de Heer tegenwoordig waar gij wilt, in de gehele kring der landen. Daardoor is de hemel verbonden met het menselijk geslacht, want er is een verbinding door het Woord. Maar zonder het Woord ergens in de kring der landen zou er geen verbinding zijn met iemand. De oorzaak van deze tegenwoordigheid van de Heer en van de verbinding van de hemel met de bewoners van de aarde door het Woord, is omdat de gehele hemel, evenals de kerk, voor de Heer is zoals één Mens, en ook daadwerkelijk Mens is, omdat de Heer de hemel is, en ook de kerk. In die Mens is de kerk, waar het Woord wordt gelezen waardoor de Heer bekend is, zoals het hart en de longen; want zoals vanuit deze twee levensfonteinen in het menselijk lichaam alle overige leden en ingewanden blijven bestaan en leven, zo ook blijven al diegenen bestaan en leven in de kring der landen bij wie een vorm van religie is waarin één God wordt vereerd, en die de leden en de ingewanden van die Grootste Mens samenstellen, die de hemel en de kerk, is. Want door het Woord in de kerk, hoewel bij betrekkelijk weinigen, hebben de overigen het leven uit de Heer door de hemel, zoals de leden en de ingewanden van het gehele lichaam vanuit hart en long; en er is ook eendere vergemeenschapping. Dit is er de oorzaak van dat de Christenen bij wie het Woord wordt gelezen, de borst van die Mens samenstellen. Zij zijn ook in het midden van allen; rondom die zijn de Rooms-katholieken, rondom die de Mohammedanen, die de Heer erkennen als de Grootste Profeet, en als de Zoon van God. Achter dezen echter zijn de Afrikanen, en de laatste omtrek stellen de natiën en volken vanuit Azië en vanuit de Indiën samen. Ook kijken allen die in die Grootste Mens zijn, naar het middelpunt. Bovendien is ook in dat middelpunt, waar, als gezegd werd, de Christenen zijn die het Woord hebben, het grootste licht, omdat het licht in de hemelen het Goddelijk Ware is, voortgaande uit de Heer als Zon. Het licht daaruit, als uit zijn centrum, plant zich voort tot alle periferieën, en verlicht. Daarom is de verlichting van de natiën en de volkeren buiten de kerk, ook door het Woord, want alle licht van het Ware is vanuit de Heer door de hemel bij de mens.

41. Zoals het in de gehele hemel is, zo is het ook in elk willekeurig hemels gezelschap. Want elk willekeurig hemels gezelschap is een hemel in kleinere vorm, en het is ook in de aanblik van de Heer zoals één mens, waarover men kan lezen in het werk Hemel en hel [n.41-87]. Ook daar hebben zij die in het midden zijn, evenzo betrekking op hart en longen, en bij hen is het grootste licht. Het licht zelf, en daaruit de doorvatting van het ware, plant zich voort vanuit dat midden naar de periferieën in elke richting, en maakt hun geestelijk leven. Het werd mij getoond dat wanneer zij die in het midden waren en de streek van hart en long samenstelden en bij wie dus het grootste licht was, werden weggenomen, dat zij die rondom waren, in schaduw kwamen, en dan in zo'n geringe doorvatting van het ware waren, dat het nauwelijks enig waars bevatte; maar zodra zij terugkeerden werd het licht zoals eerder gezien, en was er doorvatting van het ware als eerder.

42. Vanuit deze dingen kan vaststaan dat het Woord dat in de kerk der Gereformeerden is, alle natiën en volkeren verlicht door geestelijke vergemeenschapping, die namelijk zodanig is. En verder: dat er door de Heer in wordt voorzien, dat er op deze aardbol altijd een kerk is waar het Woord wordt gelezen. Daarom is, toen het Woord door de Rooms-katholieken bijna verworpen werd, vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer de Reformatie geschied. Daardoor werd het Woord opnieuw opgenomen; en ook werd het heilig gehouden bij de edele natiën onder de Pauselijken.

43. Aangezien er zonder het Woord niet enige erkentenis is van de Heer, en dus ook geen zaliging, behaagde het de Heer, toen het Woord bij de Joodse natie geheel en al geschonden en vervalst was en vandaar als het ware te niet werd gedaan, om in de wereld te komen, en niet slechts het Woord te vervullen maar dit ook zijn ongereptheid te hergeven en het te herstellen, en aldus wederom licht te geven aan de bewoners van deze aardbol, volgens de woorden van de Heer bij Johannes: "In de beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en God was het Woord; in hetzelve was het leven, en het leven was het licht der mensen, en het licht verschijnt in de duisternissen; Hij was het ware licht, dat iedere mens verlicht die in de wereld komt" [Joh. 1:1,4,5,9]; en bij dezelfde: "Jezus zei: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternissen niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben" [Joh. 8:12]. En bij Mattheus: "Het volk zittende in duisternissen, heeft een groot licht gezien; de zittenden in de streek en de schaduw des doods, hun is een licht opgegaan" [Mat. 4:16].

44. Aangezien het voorzegd is dat in het einde van deze kerk ook duisternissen zouden opdoemen vanwege het ontbreken van erkentenis en erkenning van de Heer, dat Hij is de God van de hemel en de aarde, en vanuit de scheiding van het geloof uit de naastenliefde, en door dit het echte verstand van het Woord te gronde ging, daarom behaagde het de Heer nu de geestelijke zin van het Woord te onthullen, en te openbaren dat het Woord in die zin handelt over de Heer en over de kerk, ja zelfs over die alleen, en meer andere dingen, waardoor het bijna uitgebluste licht hersteld moge worden. Dat het licht van het ware in het einde van deze kerk uitgeblust zou zijn, wordt verstaan onder de woorden van de Heer bij Mattheus: "Terstond na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de deugden der hemelen zullen bewogen worden; en dan zullen zij zien de Zoon des Mensen, komende in de wolken des hemels met heerlijkheid en deugd" [Mat. 24:29,30]. Onder de zon wordt daar de Heer verstaan ten aanzien van de Goddelijke Liefde, onder de maan de Heer ten aanzien van het geloof; en onder de sterren de Heer ten aanzien van de erkentenissen van het goede en ware; onder de wolken de letterlijke zin van het Woord, en onder de Heerlijkheid de geestelijke zin daarvan; onder de Zoon des Mensen de Heer ten aanzien van het Woord.


top

De Verbo hoofdstuk 18.

Over de verbinding van de hemel met de mens door de letterlijke zin van het Woord.

45. Vanuit veel ondervinding is mij [Emanuel Swedenborg] te weten gegeven dat het Woord de hemel voor de mens opent. Dat wil zeggen, dat terwijl de mens het Woord leest, of vanuit dat spreekt, heeft hij gemeenschap met de hemel. Terwijl ik las in het profetische Woord van Jesaja tot aan Malachia, werd het mij gegeven te doorvatten, dat elk willekeurig hoofdstuk, ja dat zelfs èlk vers werd doorvat in een hemels gezelschap. En omdat de geestelijke zin wel gemeenschap geeft en de letterlijke zin niet, wisten de engelen van dat gezelschap dus niet dat deze dingen van een mens afkomstig waren; want voor hen is het alsof zij zulke innerlijke dingen van het Woord uit zichzelf dachten.

46. Er waren bij mij Afrikaanse geesten, uit Abyssinië. Eens werden hun oren zo geopend dat zij het gezang konden horen van de Psalmen van David in een tempel in de wereld. Zij werden door zo'n verkwikkelijkheid aangedaan dat zij met hen samen zongen. Maar kort daarop werden hun oren gesloten zodat zij niet enig gezang uit de wereld hoorden, en toen werden zij met nog grotere verkwikkelijkheid aangedaan, omdat hun gezang geestelijk was; en gelijktijdig werden zij met inzicht vervuld, omdat de Psalmen in de geestelijke zin handelden over de Heer en over de verlossing uit Hem. De verkwikkelijkheid van de vreugde in hun harten werd ook een korte tijd verbonden met een hemels gezelschap uit de Christelijke kring, en dat gezelschap kwam daardoor in een vergelijkbare verrukking. Hieruit blijkt dat er samenzijn bestaat in de algehele hemel door middel van het Woord.

47. Ik ga voorbij aan duizenden andere ondervindingen waardoor ik bevestigd ben dat de letterlijke zin van ons Woord die uitwerking te voorschijn brengt. Ja zelfs dat de geestelijke zin zonder de begeleider, de natuurlijke zin, geen gemeenschap geeft met de hemel. Dit komt omdat de Heer vanuit eersten door laatsten invloeit, dus uit Zich in de natuurlijke zin van het Woord, en daaruit de geestelijke en hemelse zin oproept of ontrolt, en aldus de engelen verlicht, leert en leidt. Daarom wordt de Heer in het Woord de Eerste en de Laatste [Alpha en Omega] geheten. Vanuit deze dingen blijkt dat een leer der kerk, tenzij zij verzameld en bevestigd is vanuit de letterlijke zin van het Woord, niets vermag, omdat zij geen gemeenschap geeft, maar wel de leer vanuit de letterlijke zin, en tesamen met die.


top

De Verbo, hoofdstuk 19.

De ware dingen die tot het geloof worden gerekend, en de goede dingen die tot de liefde behoren, worden op onuitsprekelijke wijze vermeerderd in de innerlijke zinnen, dus in de hemelen.

49. De oorzaak hiervan is, dat de natuurlijke dingen uitwerkingen zijn vanuit de geestelijke dingen, en de geestelijke dingen uitwerkingen zijn van de hemelse dingen, en de uitwerking bestaat uit oneindig veel dingen die voor het oog niet blijken. De uitwerking is grof, en de oorzaak treedt in alles van de uitwerking binnen, en stelt die samen als haar algemene, waarin de bijzondere en de afzonderlijke dingen geheel en al binnen de sfeer zijn van het gezicht van het oog.

50. Het is vergelijkenderwijs zoals een boom die voor onze ogen verschijnt met een weelde van takken, bladeren en vruchten; al deze dingen zijn uitwerkingen, maar als men de tak van binnen zou kunnen beschouwen ten aanzien van de draden, of het blad ten aanzien van de vezels, of de vrucht ten aanzien van alle afzonderlijke dingen daarvan die onzichtbaar zijn, en het zaad ten aanzien van de onzichtbare dingen daarvan, waaruit de boom is, met al de dingen daarvan, zo zou men zien hoeveel ontelbare en ook onuitsprekelijke dingen voor de ogen verborgen liggen. Eens werd een bloem ten aanzien van de innerlijke dingen daarvan, die geestelijk worden geheten, geopend voor de engelen, en toen zij die bloem zagen, zeiden zij dat daarin als het ware een volkomen paradijs was, bestaande vanuit onuitsprekelijke dingen.

51. Het is vergelijkenderwijs ook zoals het menselijk lichaam met al de ledematen en organen die voor het oog verschijnen, ten opzichte van de innerlijke dingen van het menselijk lichaam, waarin talrijke organische vormen zijn, die door louter arcana van alle wetenschappen tesamen één lichaam maken; en wel zodanig dat men mag zeggen dat daarin de arcana bijeengebracht zijn van alle wetenschappen, zoals de Fysica, Chemie, Mechanica, Geometrie, Akoestiek, Optiek, welke wetenschappelijke arcana nooit uitgevorst kunnen worden, omdat zij niet gevat kunnen worden. Zodanig is het innerlijke ten opzichte van het uiterlijke, of het geestelijke ten opzichte van het natuurlijke, en het hemelse ten opzichte van het geestelijke. Het natuurlijke is in zich beschouwd niet anders dan een uitwendige vorm die de uitwerking van de geestelijke dingen wordt geheten; en het geestelijke is een uitwendige vorm die de uitwerking van de hemelse dingen wordt geheten. Daarom is al het geestelijke vanuit het hemelse, en is al het natuurlijke vanuit het geestelijke. Hieruit blijkt hoe het verstaan moet worden dat het ware de vorm is van het goede, en dat het goede zijn hoedanige heeft in de ware dingen, omdat daarin de vorm is, en zonder vorm het hoedanige ontbreekt. Eveneens dat het ware ontstaat vanuit het goede als uit zijn levende oorzaak; en als men het goede uit de ware dingen verwijdert, is het alsof gij de pit van een amandel wegneemt, want het ware is als de schil daarvan. Het is ook alsof men het vlees uit de vrucht weg neemt, zodat alleen de huid overblijft. Daarom wordt het ware zonder het goede veranderd in iets dat tot de fantasie behoort, wat uiterlijk wel eender verschijnt, maar innerlijk leeg is. Zo is het natuurlijke zonder het geestelijke, en ook het geestelijke zonder het hemelse.

52. Omdat er onuitsprekelijke dingen in het geestelijke zijn die niet in het natuurlijke verschijnen, en ontelbare dingen in het hemelse, blijkt dus hoedanig de natuurlijke, de geestelijke en de hemelse zin zijn. Namelijk dat zij onuitsprekelijk zijn ten opzichte van elkaar; vandaar volgen zij op elkaar zoals wetenschap, inzicht en wijsheid. Daarom ook worden de mensen van de aardbol, omdat zij in het natuurlijk licht zijn, door de engelen wetenden geheten, maar de engelen van het geestelijk rijk van de Heer worden echter inzichtsvollen geheten, en de engelen van het hemels rijk van de Heer worden wijzen geheten.

53. Het Woord in de letterlijke zin kan vergeleken worden met een boom die rondom ongerepte schors of bast heeft en begroeid is met groen; en de geestelijke zin kan worden vergeleken met zijn voeding uit de verschillende sappen en wezens, die gedeeltelijk opklimmen vanuit de grond en gedeeltelijk vanuit de lucht, en vanuit de ether ingezogen door middel van de warmte en het licht van de zon. Als de letterlijke zin alleen zou zijn, en niet tegelijk de geestelijke en de hemelse zin, zou hij zijn als een boom zonder sap, ja zelfs zoals de schors alleen, zonder hout, maar met die zinnen is het een boom in zijn volmaakte staat; daarin gaat ook alle sap uit de wortel over door de bast of de schors; daarom droogt wanneer die is weggenomen, de boom uit. Zo zou de geestelijke zin van het Woord zijn zonder de natuurlijke zin daarvan.


top

De Verbo, hoofdstuk 20.

54. Alle heiligheid van het Woord is in de letterlijke zin, en er is geen heiligheid is in de geestelijke zin daarvan zonder de letterlijke zin. Deze zou dan zijn als een huis zonder fundament, dus zoals een huis in de lucht; of als het menselijk lichaam zonder huid, waarvan alle dingen verstrooid zouden worden. Alle innerlijke dingen van het Woord hebben verband met het buikvlies, het borstvlies, en met de huid. De geestelijke zin zonder de letterlijke zin zou zijn zoals het samengehoudene zonder het samenhoudende, dus zoals wijn zonder vat dat een samenhoudende is. Eender is het met het geestelijke zonder het natuurlijke, of met de hemel der engelen en hun wijsheid zonder het menselijk geslacht en de kerk aldaar, en het inzicht van haar vanuit de letterlijke zin. De letterlijke zin van het Woord bij de mens maakt dat verband en die verbinding. Dit was ook de oorzaak dat de Heer in de wereld kwam, want alle zin der letter was door de Joden vervalst, en wel dermate dat zij niet langer een laatste waren in de mens. Daarom kwam de Heer in de wereld, en trok hij het Menselijke aan, opdat Hij ook het Woord zou worden in de letterlijke zin, of het Goddelijk Ware in laatsten; daarom wordt gezegd dat het Woord vlees geworden is [Joh. 1:14].

55. Eender is het met de macht van het Goddelijk Ware. Alle macht in de geestelijke wereld behoort aan het Goddelijk Ware dat voortgaat uit de Heer. Hoedanig de macht van het Goddelijk Ware daar is, zou met vele dingen uit ondervinding kunnen worden toegelicht. Alle macht van het Goddelijk Ware bestaat in de letterlijke zin van het Woord; in de geestelijke zin zonder de letterlijke zin is geen macht, maar wel in de letterlijke zin waarin de geestelijke zin is. Daarom, als geesten iets aanvoeren uit de letterlijke zin, vindt er een klaarblijkelijke gemeenschap met de hemel plaats, maar niet als zij iets aanvoeren uit de geestelijke zin zonder de letterlijke zin. Dat derhalve alle antwoorden vanuit de hemel zijn geschied en nog geschieden door dingen die tot de letterlijke zin behoren, daarom beeldden de Urim en Thummim in de Efod van Aharon de letterlijke zin uit; die was het laatste kleed. Daarom worden ook in de Apocalyps de fundamenten van het Nieuwe Jeruzalem opgesomd als vanuit twaalf kostbare stenen, en bovendien vanuit parels, die ook de letterlijke zin betekenden. Evenzo betekenden de Cherubs op de verzoendeksel die zin, en daarom werden daardoor aan Mozes en Aharon antwoorden gegeven.

56. De orde waarin zich de innerlijke dingen van het Goddelijk Ware neerleggen, vanuit welke de engelen wijsheid hebben, namelijk de gelijktijdige orde; daarom is de letterlijke zin het samenhoudende.

57. Dat derhalve alle dingen van de leer der kerk bevestigd moeten worden door de letterlijke zin van het Woord, en datgene van de leer wat niet vanuit de zin van de letter van het Woord bevestigd is, heeft geen macht. Het leerstellige, bevestigd door de letterlijke zin ten aanzien van het echte ware, heeft macht. De aanschijn van het Goddelijk Ware heeft ook macht, maar minder, zodat het met het echte ware kan samenstemmen; maar de vervalste letterlijke zin van het Woord heeft geen enkele macht; hij sluit de hemel toe en opent de hemel niet.


top

De Verbo, hoofdstuk 21.

Over de geestelijke zin.

58. Niemand kan de geestelijke zin zien tenzij vanuit de leer van het echte ware. Vanuit deze kan de geestelijke zin worden gezien, wanneer er enige wetenschap van de overeenstemmingen is. Hij die in een valse leer is, kan niet iets van de geestelijke zin zien; hij trekt en leidt de overeenstemmingen die hij ziet, tot de valse dingen van zijn leer, en daarom kan hij het Woord nog meer vervalsen. Daarom is de waarlijk geestelijke zin van het Woord uit de Heer alleen. Daarom is het niet geoorloofd aan iemand in de natuurlijke wereld, noch in de geestelijke wereld, om de geestelijke zin van het Woord vanuit de letterlijke zin daarvan na te vorsen, tenzij hij geheel en al in de leer van het Goddelijk Ware is, en in verlichting uit de Heer. Daarom kan vanuit de leer van het Goddelijk Ware, bevestigd vanuit de letterlijke zin van het Woord, de geestelijke zin worden gezien, maar nooit kan de leer het eerst gezien worden vanuit de geestelijke zin. Valse dingen denkt hij die bij zichzelf zegt: "Ik weet verscheidene overeenstemmingen, ik kan de ware leer van het Goddelijke Woord weten, want de geestelijke zin zal mij die leren". Dit kan niet geschieden; maar laat hij, als gezegd, bij zichzelf zeggen: "Ik weet de leer van het Goddelijk ware; nu kan ik de geestelijke zin zien, als ik slechts de overeenstemmingen weet"; maar nochtans moet dit zijn in verlichting uit de Heer, omdat de geestelijke zin het Goddelijk Ware zelf in zijn licht is, en verstaan wordt onder de heerlijkheid, en de zin der letter onder de wolken in die plaatsen in het Woord waar daarover wordt gehandeld. Dat er een geestelijke zin in het Woord is, kan worden bevestigd door tien plaatsen in het profetische Woord, voorts in de Evangelisten, en ook in de Apocalyps, welke plaatsen moeten worden aangevoerd, en getoond worden dat zij niet iets zouden zijn zonder de geestelijke zin.


top

De Verbo, hoofdstuk 22.

59. Het is beter dat de mensen het Woord verstaan volgens de letter, in zeer vele plaatsen in de profetische dingen, zoals bijvoorbeeld de dingen die de Heer zegt over steden, over de opeenvolgende staten der kerk, en over Tyrus in de Apocalyps, over het paradijs etc. De oorzaak is omdat dan de engelen in de geestelijke zin zijn bij de mens.


top

De Verbo, hoofdstuk 23.

60. 1. Over het huwelijk van het goede en het ware in het Woord verschillende dingen, en het wordt getoond vanuit plaatsen aldaar. 2. Dat er hoofdstukken en uitdrukkingen zijn, eigenlijk tot het goede en tot het ware behoorend. 3. Wanneer tot het hemels goede en ware, als waar gehandeld wordt over de Joden, en tot het geestelijk goede en ware, als waar gehandeld wordt over Israël. 4. Dat elk willekeurig hoofdstuk betrekking heeft op één gezelschap, en verscheidene op alle. 5. Dat er in sommige plaatsen een zin is vanuit de letters alleen ... 6. Dat getallen en namen van personen en plaatsen dingen betekenen; over voorbeelden ...


top

De Verbo, hoofdstuk 24.

61. Zij hebben het Woord in de hogere streek van het geestelijk rijk zo geschreven, dat het door de inzichtsvolle aanhoudend inzichtsvoller verstaan kan worden, maar door de eenvoudige eenvoudig. In één woord, waarin innerlijker en innerlijker geschreven inzicht te voorschijn treedt. Dit geschiedt door verschillende punctueringen boven de letters; wanneer de punctueringen aandoeningen betekenen, drukken de reeksen van punctueringen de innerlijke dingen van het inzicht bij voortduur uit voor de meer inzichtsvollen. Dit Woord werd door mij gezien, tenminste iets werd gezien. Iets ook werd gezien in het Woord van het hemels rijk waarin nog meer arcana aangeduid zijn, maar door verschillende boogjes en kringen boven en tussen de letters, die aan het hemels rijk eigen zijn. Deze arcana zijn zeer transcendent; zij kunnen ook niet door de engel van het geestelijk rijk begrepen, ja zelfs ook niet gedacht worden. Daarom is hun gezegd dat zij niet kunnen naderen tot de wijsheid van de engelen van het hemels rijk, zoals ook zij die in de natuurlijke sfeer zijn, niet kunnen naderen tot het inzicht der engelen van het geestelijk rijk, want dit is geheel en al transcendent; dit werd meermalen bevonden. Uit ondervinding stond het voor mij vast dat het inzicht der engelen van het geestelijk rijk onuitsprekelijk en onbegrijpelijk is voor hen die in het natuurlijk rijk zijn, en dat de wijsheid der engelen van het hemels rijk onbegrijpelijk en onuitsprekelijk is voor hen die in het geestelijk rijk zijn. Maar wat de Goddelijke Wijsheid van de Heer aangaat, deze gaat zozeer alle wijsheid te boven, dat er zelfs niet een verhouding bestaat, want alle inzicht en wijsheid der engelen is eindig, maar de Goddelijke Wijsheid van de Heer is oneindig; en er bestaat geen verhouding van het eindige en het oneindige. Het inzicht en de wijsheid der engelen is eindig omdat de engelen opnemenden zijn, en alle opnemende dingen zijn geschapen, en dus ook eindig.


top

De Verbo, hoofdstuk 26 (in het manuscript ontbreek hoofdstuk 25)

62. Het werd onderzocht hoe de geestelijke engelen de woorden van hun spraak uitdrukken, en het werd bevonden dat zij ze uitdrukken of uitspreken volgens de voorstellingen en vanuit de voorstellingen der dingen die zij betekenen, zoals wanneer zij paard en wagen uitdrukken of uitspreken, dan drukken zij die uit door een woord dat betekent, zoals paard vanuit de voorstellingen van het verstand, en wagen vanuit de voorstellingen van de leer vanuit het Woord; en evenzo de overige dingen; zodat zij spreken vanuit overeenstemmingen over de dingen die zij eender zien als de mensen; in één woord, zij leggen aan die dingen namen op vanuit hun overeenstemming. Het werd de engelen nu ook duidelijk dat zij overeenstemmingen in de woorden van hun spraak hebben; dit wisten zij eerder niet, maar het werd ontdekt door het volgende: zij onderzochten bij mij, in het natuurlijke, hun voorstellingen over die dingen in de geestelijke staat; in één woord, de woorden der spraak van hun taal zijn alle gevormd vanuit overeenstemmingen. Onderzocht werd hoe zij schrijven, paarden aan een wagen gespannen; zij zeiden dat zij slechts l schrijven, omdat deze letter dit uitdrukt. Toen werd onderzocht hoe zij schrijven, verstand van de leer, en zij zeiden evenzo door l, maar dat zij dan in een hogere denking zijn. Hieruit bleek ook dat de woorden van hun taal overeenstemmingen in zich dragen. Maar weinigen van hen hadden aandacht daaraan geschonken, zoals weinigen in deze wereld aan het geestelijk licht, wanneer gezegd wordt het licht van het verstand, voorts illuminatie en illustratie; en aan het geestelijk vuur of de geestelijke warmte, wanneer er iets gezegd wordt over het hemels vuur zoals dat wat de harten ontsteekt, niet wetende dat het vuur en de warmte daaruit overeenstemt met de liefde die van het hart is, dat is met de wil, en het licht met de waarheid die tot het verstand behoort.

Emanuel Swedenborg

top

  • DE VERBO / OVER HET WOORD
  • werd door Swedenborg geschreven in 1762
  • en postuum gepubliceerd door Dr. J. Tafel in 1854.
  • De eerste Nederlandse vertaling door Anton Zelling dateert uit 1934.
  • Deze vertaling werd gemoderniseerd door Guus Janssens en gepubliceerd in het tijdschrift Swedenborgiana in de jaargangen 1995-'96-'97.
  • Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 1998